| |
| |
| |
Schoolboeken
October: het is niet alleen de schooljeugd, die zucht. Er zijn ook - buitende politici, ambtenaren en rijkelui die het zich, ook buiten de vacantiemaanden, in meer of mindere mate gemakkelijk weten te maken, al naar gelang hun aanleg tot luiheid, - er zijn ook de leeraren van diversen graad, bij lager, middelbaar of hooger onderwijs, voor dewelke de werkmaanden doorgaans niet rozekleurig zijn, en die den aanvang van October dan ook ontvangen op leed. Niet dat zij hun arbeid, hun weleens saaien arbeid en de strikte regelmatigheid ervan, niet lief zouden hebben: anders zouden zij, die niet eens naar waarde worden betaald - al staat dat eenigszins beter te worden - allang hebben opgehouden, onderwijzer, leeraar of professor te wezen. Maar de omstandigheden en voorwaarden waaronder ze werken, zijn er meestal niet naar om hun dat werk lichter te maken; en wat hunne toewijding in de meeste gevallen drukt, zoo niet knakt, het is dat ze doorgaans gebukt gaan onder de heerschappij van de Leelijkheid.
Al wordt het in de laatste jaren beter, toch blijven de schoollokalen voor de overgroote meerderheid in België afzichtelijk, zoo ze niet totaal onbruikbaar zijn. De meeste volksscholen gelijken wel gevangenissen, vooral in de mindere steden. Ik ken gróóte steden, als Gent bijvoorbeeld, waar het Atheneum is ondergebracht in gebouwen - oude kloosters bijvoorbeeld, met niet dan armzaligwitgekalkte muren - die er alles behalve voor geschikt zijn. Brussel kreeg, op Solbosch - het oude tentoonstellingsterrein - eene nieuwe universiteit, die aan alle
| |
| |
vereischten voldoet, al is ze wel heel ver van het midden der stad gelegen. De drie overige universiteiten daarentegen, die van Gent, van Luik en van Leuven, huizen in lokaliteiten waar zelfs gevangenen niet van zouden willen weten. Te Gent moest men naar een particulier gebouw uitzien om er de meeste seminaries der faculteit van wijsbegeerte en letteren onder te brengen: de zalen van het oude gebouw waren zóó vochtig, dat de papieren schatten der bibliotheken terugkeerden tot hun oorspronkelijken toestand van pap. (Tusschen haakjes: de groote Universiteitsbibliotheek is er als huisvesting, weêr in een oud klooster, zóó slecht aan toe, dat men onlangs zeer kostbare verzamelingen, in een kelder geborgen, voor overstroomingen redden moest!)
En dit is niet de eenige leelijkheid: het schoolmateriaal laat heel dikwijls evenveel te wenschen over, en meer in het bijzonder het meubilair. Acht en twintig jaar geleden zat schrijver dezes aan dezelfde universiteit te Gent op eene bank, die zeer ongemakkelijk was, waar een kleine twintig jaar te voren Maurice Maeterlinck met hoogst-eigen pennemes zijn naam in gesneden had. Die naam is thans weggestopt onder tallooze lagen verf. Maar de bank staat nog steeds op hare zelfde plaats, - misschien wel sedert de stichting van de Hoogeschool, in 1817, door koning Willem den Eersten....
In de andere scholen van het land zal het in de meeste gevallen wel beter toegaan. Dit voorbeeld van eene Staatsuniversiteit moge echter aangeven hoe prettig het moet zijn, les te geven of te krijgen in dergelijke omstandigheden. Is het elders beter, volmaakt zal het wel nergens zijn. Want, is het gebouw geschikt en het meubilair vol- | |
| |
doende, dan is daar iets anders dat tergt en tart: de wandversiering bijvoorbeeld (ik spreek nu meer bepaald van de lagere school), en het schoolboek. In de meeste scholen vindt men aan de muren nog niet veel meer dan eenige Duitsch-uitziende prenten die, natuurlijk, de Vier Seizoenen voorstellen, naast eenige platen, die meestal volkomen onnoodig zijn, om aan te toonen wat een mensch zoo al in zijn ingewand verbergt, en hoe het celweefsel van eene plant zich van wortel tot bloem ontwikkelt. In de middelbare school heeft men hoogere pretenties: op een chocoladen foto-grond vertoont er de Aphrodite van Melos de afknotting van hare armen en de vrees dat zij de bekleeding van hare beenen kon verliezen; of het is de Nachtwacht die tusschen eene landkaart van het Europa van 1870 en een maïsveld in de streken van Paramaribo inwijden moet in de Hollandsche schilderkunst; terwijl andere teekeningen, waar alleen een beroeps-epigraphist uit wijst wordt, ons schematische helden uit de Ilias presenteeren. En ik verzoek u te gelooven dat ik niet overdrijf, althans niet wat de Belgische doorsneê-school aan illustratief materiaal vermag te bieden.
Met het schoolboek is het nog erger gesteld, of was dit althans tot voor zeer korten tijd. Onder voorwendsel, dat het papier duur was, bood men den jongens en meisjes slecht drukwerk aan. Elk onderwijzer, elke plicht-bewuste ouder weet, dat het kind, van zijn zevende jaar af, heel goed in staat is tot eerbied en zelfs liefde voor het boek. Maar dan moet het boek daar ook mooi voor zijn. Zonder opzettelijke mooi-doenerij, maar prettig en bevattelijk geïllustreerd, breed en duidelijk gedrukt op pa- | |
| |
pier, dat onder de vingeren niet versnippert, wordt het heel dikwijls den jongen leerling een duur bezit. Mijn liefde voor boeken dateert van mijn zesde of zevende jaar, toen mij, God weet hoe, in handen kwamen eene kleine Grieksche Mythologie en de ‘Paul et Virginie’ van Bernardin de Saint-Pierre: twee oude uitgaven in een prettig bandje en fraaie illustraties. Die boekjes gaan uit mijn geheugen niet: ik herinner mij de minste watervlek. En heb ik, al heel jong een lezer-van-beroep, de boeken niet steeds met even veel wijdingvolle zorg behandeld, dan is het omdat zij mij niet veel meer dan werkmateriaal waren geworden, maar vooral - en ik denk hier in hoofdzaak aan de Fransche, - omdat ze in de meeste gevallen zoo leelijk, zoo slonsig-brutaal uitgegeven waren.
Dit eigen voorbeeld haal ik alleen aan om erop te wijzen wat een goed-gepresenteerd boek, en in de eerste plaats het schoolboek, voor de aesthetische vorming van het kind kan worden. Het kind houdt intuïtief van schoonheid. Men hoeft niet veel met kinderen omgegaan te hebben om te weten hoe zij van nature koket zijn, hoe graag zij er mooi uitzien. Ze hier in te volgen acht ik niet zoo heel gevaarlijk: deze kinderlijke koketterie ontwikkelt immers den zin voor zindelijkheid en orde. Verschaft men den kinderen voorwerpen-van-dagelijksch-gebruik die mooi zijn en waar ze derhalve van houden kunnen, dan verfijnt men niet alleen hun smaak, maar verrijkt ze met blijvende deugden. En daarom is het van zulk een groot belang dat men hun dan fraai-uitgevoerde schoolboeken in handen geeft, ten gebruike in frissche lokalen waar de wanden versierd zijn met platen die nog iets anders
| |
| |
zijn dan nuttig.
Dat heeft men in landen als Nederland en Italië heel wat vroeger begrepen dan in Frankrijk en vooral België. Doch ook hier is vooral in den jongsten tijd daarin heel wat verbetering gekomen. Hetgeen bewezen wordt door de tentoonstelling die thans in de Maison du Livre te Brussel gehouden wordt.
Die ‘Maison du Livre’, Magdalenastraat, Brussel, is eene zeer nuttige instelling. Zij richt zich in hoofdzaak tot den vakman: drukker, lithograaf, illustrator, boekbinder, die er in opeenvolgenlijke tentoonstellingen den vooruitgang der techniek, van het bereiden van het papier tot bij het aan den man brengen van het afgewerkte boek, nagaan kunnen en er hun profijt uithalen. Ik weet bij persoonlijke ervaring wat ambachtslui er kunnen leeren en werkelijk hebben geleerd. Maar niet alleen de vakkundige, ook de liefhebber vindt hier zijne gading: exposities als die van het exlibris, van de volksprent, van het folkloristische beeldekensblad, van moderne boekbanden, van de diverse illustratiemiddelen van typographische voordracht, van kleurendruk en wat dies meer (en ik citeer hier tentoonstellingen die in de laatste jaren plaats hebben gehad) verscherpen den kritischen zin en leiden van dilettanterigheid af. - En daar is eindelijk, buiten vaklieden en eigenlijke bibliophielen om, het groote publiek, dat zich gaarne tot deze exposities laat verlokken, graag eens in de ‘Maison du Livre’ binnen loopt, en er het leelijke boek uit het fraaie leert onderscheiden. Brussel is een stad waar thans veel wordt gelezen: wij hebben hier twee instellingen, de ‘Bibliothèque universelle’ en de katholieke ‘keurbiblio- | |
| |
theek’, die, buiten de zeer talrijke volksbibliotheken om, zeer druk worden bezocht door vooral de burgerij, die er boeken gaat ontleenen. Die leeslust, door den oorlog en den bezettingstijd ongetwijfeld aangekweekt, openbaart zich ook door ruimeren aankoop van boeken: sedert den wapenstilstand heeft de boekhandel te Brussel ruime uitbreiding gevonden. Welnu, die nieuwe zaken maken zich eene specialiteit van het luxe-boek; en het valt algemeen in het oog, hoe zelfs het gewone publiek niet meer naar enkele francs ziet en liever een fraaie uitgave koopt dan eene gewone: onrechtstreeksch gevolg van de
werking eener instelling als deze ‘Maison du Livre’.
Thans wordt er, in deze Octoberdagen, eene tentoonstelling van het school- en prijsboek gehouden, terwijl enkele platen moeten dienen om aan te toonen hoe het schoollokaal kan worden versierd. Deze platen zijn te weinig talrijk: zij roepen naar eene bijzondere expositie. Wat ons echter wordt getoond, is doorgaans keurig, en vooral de, tevens zeer artistieke en zeer bevattelijke, teekeningen van den welbekenden decoratieschilder Maurice Langaskens toont aan hoe men ouwerwetsche dingen, die den natuurlijken smaak van het kind in de war komen brengen en voor altijd kunnen verknoeien, best kan vervangen door prenten, die de jonge toeschouwers vermogen in te wijden in de bestanddeelen van de hedendaagsche kunst; - wat des te gemakkelijker wordt, waar thans in de kweekscholen voor onderwijzers en onderwijzeressen veel meer belang aan het teekenonderricht en aan dat in de kunstgeschiedenis, o.m. door bezoek, onder kundige leiding, aan de musea, wordt gehecht.
Wat het schoolboek betreft, ook hier wordt ons getoond
| |
| |
wat wij van het buitenland kunnen leeren, altijd natuurlijk op technisch gebied (van de paedagogische waarde der boeken kan hier geen sprake zijn.) En daar is dan in de eerste plaats Italië: geen van de hier-aanwezige inzenders kan gelijk worden gesteld met het huis Antonio Vallardi, te Milano. Zijne expositie is eene openbaring, vooral vanwege eene typographie, die, met het oog op wat er mede bedoeld is, werkelijk imponeerend moet heeten. Klassieke edities als van Silvio Pellico's ‘Mie Prigionie’, atlassen als die van Marinelli, prijsboeken als Manzoni's ‘Promessi Sposi’ en kinderboeken als ‘Pimpiricchio alla guerra’ van Gherardini, zijn in een woord verrukkelijk. Wat zijn de Italiaansche kinderen te benijden, die zulk materiaal krijgen tot onderricht en tevens tot ontwikkeling van hun schoonheidszin.
Wat onmiddellijk opvalt, als men Italië voor Holland verlaat, het is een rasverschil. Italië is met zijne schoolboeken schoon. Holland is vooral degelijk. Wat de technische verzorging betreft, zijn de Hollandsche uitgevers, die van andere landen ver vooruit: alleen de keus van het papier bijvoorbeeld - om niet te spreken van letter, bladspiegel, illustratie vooral -, stelt Holland vér boven Frankrijk en België. Holland zou, ook in de moeilijke jaren die op den oorlog volgden, in deze niet hebben geduld wat ons alhier wordt opgedrongen. Jammer dat het in de ‘Maison du Livre’ slechts door twee firma's vertegenwoordigd is: door Wolters te Groningen en Malmberg te 's-Hertogenbosch. Ik moet u de waarde van hunne uitgaven niet prijzen: hunne practische, zuivere, gedegene voordracht neemt onmiddellijk in. Zij maken op deze tentoonstelling een zeer goed
| |
| |
figuur.
Ik zei u reeds dat Frankrijk zich al te gemakkelijk heeft neêrgelegd bij den papiernood. Behalve dit euvel, waar het thans bovenuit wil reiken, behouden de publicaties van o.a. Hachette, Larousse, Delagrave al hunne waarde: ernstigen inhoud bij eene presentatie die, o.m. aan illustratief materiaal, steeds fraaier en wetenschappelijker wordt.
Bij Italië, Holland en Frankrijk staat België stellig achter. Maar nergens, dit kan men wel zeggen, wordt met steviger wil naar verbetering gestreefd. Het is nog een tasten: onze uitgevers bezitten de tradities niet van Frankrijk en Holland. Maar het wordt weldra een bereiken, wat met het oog op den prijs der buitenlandsche boeken, ten stelligste is te wenschen.
Deze tentoonstelling is zeer onvolledig: zij is echter rijk genoeg om vooral den Belgen te toonen wat zij doen moeten. En dat was dan ook hare bedoeling; zooals het haar eerste nut is.
N.R.C., 25 October 1924. |
|