Zeker, mevrouw Frézin is zintuigelijk zeer ontwikkeld, en ze heeft eene persoonlijke, en zeer beminnelijke, in hoofdzaak zeer vrouwelijke wijze om hare indrukken te veruiterlijken. Moest een man het inzicht hebben, een vrouwenboek te schrijven, hij zou, ook technisch, bij haar in de leer kunnen gaan. Ik herhaal mijn woord, want ik vind er geen beter: zij levert in hoofdzaak frisch werk. De menschelijkheid, intusschen, van Blanche Rousseau, is breeder, haar klank is voller, rijker en, zou ik haast zeggen, donkerder. Dit is echter nog niet ten nadeele van Julia Frézin, die nu eenmaal is zooals ze is.
Dat Blanche Rousseau het echter literair op haar met zulke overtuigende kracht wint ligt in het feit, dat zij veel minder bedoelt een aangehouden verhaal, een roman te schrijven. Een verloop van gebeurtenissen logisch en evenwichtig te ontwikkelen; karakters uit te beelden; vlakken aan te geven en de juiste verhouding van licht en schaduw te bewaren: er zijn niet veel vrouwen die daartoe bij machte zijn. Blanche Rousseau kent hare macht en Julia Frézin overschat de hare. Er komt bij dat Blanche Rousseau de goddelijke gaven der formule bezit. Zij verdicht hare gevoelens tot edelsteen, tot praegnante uiting. Julia Frézin babbelt wel wat heel graag, al doet zij het zeer levendig, zeer aangenaam, soms zeer gevoelig....
Maar ik wil niet vergeten dat ‘l'Intruse’ een eersteling is....
N.R.C., 13 September 1924.