stilstand moedig aan het werk zette en al heel wat waarderijks heeft geboden. De Fransche schrijvers, zij, hoeven niet meer naar Parijs te gaan, waar het onthaal trouwens niet altijd gul was, zij hoeven zich ook niet meer te richten tot drukkers, die voor het uitgeven niet voldoende ingericht waren en niet weten hoe een boek aan den man wordt gebracht: zij hebben thans op zijn minst ééne uitgeversmaatschappij, die vol werkzaamheid en durf zit, en de zaken grootscheeps aanpakt: ‘La Renaissance du Livre’, die in enkele maanden tijd een twintigtal boeken op de markt heeft geworpen, waaronder herdrukken van Hubert Krains, van Edmond Glasener, van Léopold Courouble, van George Garnir, van Georges Eekhoud, maar ook waarderijke noviteiten biedt als ‘La Grâce de la Folie’ van Hubert Stiernet en ‘La Source au fond des Bois’ van Fernand Séverin.
‘La Renaissance du Livre’ aarzelt niet, de jongeren aan te moedigen: wij danken haar de kennismaking met een Arild Liénaux, wiens ‘Mascarades rustiques’ een sappig boek is. - Helaas, met de keus van hare werken der nieuwere schrijvers is zij niet altijd even gelukkig, en dat wordt al onmiddellijk bewezen door ‘La Vocation de Me. Héraly’, door Emile Bousin, dat ik hier afkondig en dat pas verschenen is.
Ik weet niet of het komt doordat zij nu een uitgever hebben, maar het aantal nieuwe Fransche schrijvers is in dit land groot. Ik laat ter zijde de echte jongeren, die met gretigheid de literaire stroomingen volgen, niet alleen in Frankrijk, maar in gansch Europa. Aangeleid door een Frans Hellens, doet het zich voor dat hun werk niet alleen het interessantste is, maar ook waarlijk