Fernand Severin
La source au fond des bois
Zooals de mystiek, kent de poëzie hare ‘trappen.’ Zij gaan van het biologische instinct tot de meest-cerebrale abstractie; van de intuïtie die het licht is van het onbewuste tot de smartelijkst-doorleden levens-ervaring.
Zooals de mystiek, is de poëzie eene beleving. Zij betrekt de phaenomenen in haar wezen, verwerkt ze en straalt ze weer uit naar eigen klank en rythmus, met het eigen beeld.
Bij weerslag is poëzie eene wijsheid, eene eigen wijsheid die den anderen eene levensleer kan worden. Bestaat er wel eene poëzie dan de lyrische? Verhalende, dramatische, didactische poëzie, ze ontspruiten aan de individuëel-lyrische ondervinding van mijn dierlijk begeeren als van mijn afleidend begrip, van mijn nauwelijks-beseft inzicht als van mijn ontgoochelde passie: ik zal leeren naar de maat dat ik geleden heb.
Zooals de mystiek, heeft de poëzie haar hoogtepunt in het oogenblik dat vereeniging bestaat tusschen inspiratie, dichter en object, of duidelijker: tusschen wekkende aandoening, verwerker ervan en bereikt resultaat. Dit oogenblik bereikt de dichter niet dan zelden. Wanneer hij met dergelijken toestand vertrouwd mag worden, is hij in staat zijne ars poëtica te schrijven.
Verlaine heeft het vermocht, en daarmede tevens bewezen dat dergelijke ‘art poétique’ niet noodzakelijk een dor-intellectuëele codex hoeft te worden, zooals bij een Horatius, die gelukkig geestig weet te blijven, of een Boileau met al zijne opzettelijkheid. Fernand Séverin,