het daglicht zag en zoo goed als gansch zijn leven sleet.
Eene straat, een toren, de haven, de stroom. Maar op den hoek der straat een Spaansch Madonnabeeldje waar voor het kaarslicht pinkt; in de straat de populaire optocht der handboogschutters; de zingende toren die 's dichters mystische verzuchtingen wekt; het weidsche, eenigszins angstwekkende bedrijf der haven; de stuwende Schelde naar wier deining zijn bloed klopt: zij zijn Max Elskamp voldoende voor een werk dat, één in zijne verscheidenheid, godsdienstig en volksch, levensrijk en breed-humaan is.
Weer als bij Verhaeren is de taal van Elskamp vreemd en eenigszins barbaarsch, zeer gemaakt en daardoor sterkindividueel, schijnbaar zeer eenvoudig maar in den grond zeer bewerkt. Meer dan Verhaeren, meer dan welk dichter van dit land, heeft hij zich een vorm geschapen die van hem alleen is, een vorm die weer los en populair schijnt, maar die vast zit in de strengste gebondenheid. Max Elskamp is een zeldzaam-beslagen folklorist: het geeft den aard van zijne kunst aan die, in hare individualistische nieuwheid, niettemin hardnekkig-traditionalistisch is. Dat hij, in de beste gevallen, deze uitzonderlijke poëzie tot de veralgemeening van het symbool weet op te drijven, is geheel te zijner eer en geeft de hooge waarde aan van zijne kunst.
Het is merkwaardig, dat de bundel, die thans werd bekroond, geen Antwerpsch-Vlaamsch, maar... een Hollandsch boek is. Het draagt den bijbelsch-klinkenden titel van Sous les Tentes de l'Exil. Zijn ballingschap van onder den oorlog heeft Elskamp in uw land doorgebracht. Het boek, dat hij er uit mee heeft gebracht, bevat stukken van eene aangrijpende schoonheid.
N.R.C., 2 Augustus 1924.