| |
| |
| |
Mislukte uitvaart
I
Enkele maanden geleden had ik de gelegenheid, hier de aandacht te vestigen op het inkwest, in het Belgisch tijdschrift ‘Ecrits du Nord’ geopend over den dood van het Fransche Symbolisme, naar aanleiding van een opstel in hetzelfde tijdschrift van Jules Romains, dat als titel droeg: ‘Commencement de réponse à une question’. De vier vragen van het inkwest luidden in de oorspronkelijke taal:
I. | Considérez-vous que le symbolisme ait entièrement rempli sa mission, épuisé le contenu de la formule esthétique qu'il proposait? |
II. | Les manifestations actuelles de l'esprit symboliste vous apparaissent-elles comme de suprêmes sursauts ou comme les nouveaux aspects d'une esthétique toujours vivante? |
III. | Si le symbolisme ‘n'a pas réussi’, s'il a tourné court, apercevez-vous d'autres raisons de ce demi-échec que celles qu'indique M. Jules Romains dans son article? (Die redenen heb ik samengevat in mijn bovengenoemd stukje). |
IV. | Si vous estimez que le symbolisme n'a pas encore tout dit, de quel ordre pensez-vous que soient les révélations qu'il lui reste à faire? Quels sont les éléments du premier symbolisme qui peuvent encore ‘germer’? |
Die vragen werden gesteld aan niet minder dan vijf en zeventig schrijvers, waarvan de overgroote meerderheid echte jongeren zijn. Tot mijne groote verwondering komt op het lijstje hunner namen geen enkele naam voor van de eigenlijke symbolisten. Zeer terecht merkt André Sal- | |
| |
mon in zijn antwoord op de eerste vraag op: ‘Mais n'estce pas aux symbolistes survivants que la question doit être posée?’ Het is dan ook eene vergissing, antwoorden te hebben vermeden die, moesten ze wellicht uitloopen op eene apologie ‘pro domo’, ons dan toch misschien hadden kunnen inlichten over wat de symbolisten-zelf verstonden onder de ‘formule esthétique’ die ze hebben voorgestaan, over wat wij moeten begrijpen onder ‘esprit symboliste’. Het kon het nut worden van dit inkwest, hieromtrent eenig licht te verspreiden. En nu zijn er wel onder de auteurs, die de rondvraag hebben beantwoord, welke hun gevoel over het wezen van het symbolisme mededeelen. Maar, ik herhaal het, het zijn jongeren die dien te gevolge op de zaken een anderen kijk hebben dan de onmiddellijk-betrokkenen. Zoodat dit punt van literaire geschiedenis voor een goed deel in het duister blijft, - hetgeen ons niet hoeft te verwonderen....
De antwoorden, die ‘Les Ecrits du Nord’, intusschen weer en om onverklaarbare redenen, ‘Le disque vert’ geworden (dat tijdschrift heeft de gewoonte, nu en dan eens voor min of meer langen tijd, van naam te veranderen), in zijn jongste nummer publiceert, zijn vele: één-en-veertig literatoren komen met hunne meening, sommigen zeer uitvoerig, voor den dag. Vele van die antwoorden zijn zeer belangrijk, hetzij vanwege de theoretische beschouwingen, die ze bevatten, hetzij om de houding, die ze aangeven, hetzij eindelijk om de historische beschouwingen waartoe de vragen de eerste aanleiding waren. Al zijn die vragen mijns inziens niet goed gesteld, de mededeelingen, die zij hebben uitgelokt, verdienen ook hier in het kort weergegeven te worden.
| |
| |
Laat ons maar onmiddellijk opmerken, dat de algemeene toon der antwoorden hoofsch, en niet zelden waardeerend is. Was de bedoeling der vraagstellers, werkelijk een sterfgeval vast te stellen en groothartig of ironisch een ‘permis d'inhumer’ uit te reiken (eene bedoeling waar ik vanwege mijn vriend Franz Hellens niet aan gelooven wil), dan moet de poging als niet geslaagd worden beschouwd. Eene meer of min plechtige uitvaart is het voorloopig niet geworden. Zeker, als historisch verschijnsel heeft het symbolisme zijn tijd gehad. Maar boven de School is het Wezen, boven de Beweging het Schoonheidsideaal. Er zijn etiketten, die men overplakt; maar de inhoud der flesch is daarom niet noodzakelijk veranderd. Ziedaar in hoofdzaak de les van dit inkwest.
Er zijn er natuurlijk die ze ontkennen, enkelen met eene zeldzame prijzenswaardige bondigheid. Zoo de jonge Belgische dichter René Purnal, die meent: ‘1e. Non; 2e. Oui; 3e. Non; 4e. Non’. Doch die er aan toevoegt: ‘Il faut bien l'avouer, l'esprit symboliste fripe un peu notre moëlle à tous’, en tot zelfvertroosting eindigt met de verzekering: ‘Il reste encore de la place pour le chef-d'oeuvre’.
De tien redacteuren van het tijdschrift ‘Littérature’ - aan hunne namen zoudt gij voorloopig niet veel hebben: ik heb ze nog maar zelden gelezen, - zijn veel geestiger: Zij antwoorden:
‘1. Nous n'avons pas l'habitude d'être dérangés pour des choses semblables 2e. Nous vous faisons grâce de ce qui reste encore: Jean Cocteau, Georges Gabory, la Noailles, Raymond Radiguet, André Salmon, Erik Satie. (Waarmede “Littérature” bewijst dat het symbolisme minder
| |
| |
dood is dan dit tijdschrift zelf misschien denkt). 3e. Nous n'avons pas lu l'article de M. Romains, et pour cause. 4e. En voilà assez.’ En nu weet ik niet wie met zulk antwoord het meest getroffen wordt, het symbolisme of de redactie van ‘Les Ecrits du Nord’. Noodig dan de menschen aan uwe tafel uit!
De fijne Pascal Pia is ironisch. Hij zegt: ‘Si le symbolisme n'a pas dit son dernier mot, c'est que ce dernier mot lui fait défaut, ou, encore, qu'il ne se trouve personne qui se soucie de le prononcer - mais ceci ne laisserait de m'étonner,’ een antwoord dat reeds ontwijkend is, en een teeken van beleefdheid.
En ook Philippe Soupault ontbreekt het niet aan beleefdheid. Wel schrijft hij: ‘Le symbolisme est mort depuis longtemps. Il y a toujours des suiveurs, des croque-morts et des fleuristes pour tombes. J'ai horreur des concessions à perpétuité’. Doch hij erkent: ‘Le symbolisme a entièrement rempli sa mission’, hetgeen kan aangenomen worden als eene waardeering. ‘Je suis injuste’, laat hij niet na te verklaren, en met groote wijsheid voegt hij er aan toe: ‘Il faudra en reparler dans cinquante ans. Nous sommes de mauvais juges’.
En ziedaar de voor de symbolisten slechtste antwoorden. Zoo al het overige niet bloot lof en eerbetuiging is, toch valt het niet te ontkennen dat het blijk geeft van eerbied. Niets doet, in de jongere Fransche kritiek, aangenamer aan, dan de ernst en de wijding waarmede zij wordt uitgeoefend. De tijd der ‘entrepreneurs de démolitions’ heeft uit; niemand die het nog verkwikkelijk vindt, voor doodgraver te spelen. Van dien ernst, van die wijding, en vooral van het zoeken naar een zuiver inzicht,
| |
| |
vinden wij in het inkwest der ‘Ecrits du Nord’ staal op staal. De meeste, en verwoedste, dezer jongeren hebben de eerlijkheid, die een soort moed is, te bekennen dat zij meesters hebben gehad, en dat die meesters symbolisten waren. Elie Richard zegt het met juistheid: ‘J'ai appris à lire là dedans. Je refuse de faire encore ma liste de proscriptions. Il faut avoir vingt ans ou cinquante pour être cruel envers ses maîtres’. En André Salmon: ‘Mes amis de 1900, préparant autre chose que le symbolisme, ne prirent-ils pas soin d'éviter une grossière rupture? N'évitèrent-ils pas de rompre la chaìne?’ En dit saluut van Luc Durtain: ‘Plusieurs d'entre les symbolistes sont vivants et, en vérité, nous semblent, presque, des jeunes. Et quant à ceux qui ne sont plus, il serait assez terrible qu'un homme disparût tout entier en trente ans..... Des maîtres d'il y a trente siècles ne se trouvent-ils pas toujours à notre avant-garde?’ En Fernand Divoire eindelijk: ‘Quand un mouvement littéraire est passé, c'est qu'il est passé dans le rang’ (hetgeen eene zeer goede formule is). ‘Symbolisme’, ‘romantisme’, ‘classicisme’, ce sont des dates. Notre temps n'a pas encore trouvé sa date. Il n'a pas trouvé de mot à opposer au symbolisme: et si quelqu'un le prétend, c'est un malhonnête homme’.
Ziedaar de toon van dichters, die achten aan het symbolisme ontsnapt te zijn. Meenen anderen het noodig, evenver van waardeering als van verguizing te staan, velen maken het onderscheid tusschen symbolisme als school en symbolisten. ‘Ce qui restera du symbolisme, ce sont les oeuvres qui y ont échappé’, zegt met omzichtigheid Marcel Arland. Doch de meesten zijn uitdrukkelijker.
| |
| |
Henri Pourrat looft den Henri de Régnier der eerste bundels en Francis Viélé-Griffin. Elie Richard vraagt: ‘Que serait Claudel sans Mallarmé, sans Rimbaud?’ En hij vervolgt: ‘Barrès ne serait pas l'admirable écrivain qu'il est, s'il n'avait été à Bayreuth et n'avait fréquenté Moréas et ses amis, au temps du Pélerin passionné; Verhaeren n'aurait pas ouvert la voie à l'unanimisme s'il avait joué Viélé-Griffin, Maeterlinck, Gustave Kahn.... Claudel doit à Rimbaud autant qu'à la Bible; Valéry plus à Mallarmé qu'à Malherbe; Romains à Mallarmé, à Verhaeren autant qu'aux classiques; Derême à Laforgue comme à Jammes; Duhamel à Maeterlinck et à Tolstoï; Vildrac à Verlaine autant qu'à Whitman; Mac Orlan à Schwob. Salmon, Dalby, Laugé, Delteil, Jean Paulhan, Hellens (Mélusine), Max Jacob, Giraudoux, Cocteau, tant d'autres ne peuvent nier et ne nient point sans doute qu'ils ont pris au symbolisme les éléments de leur art.’ En daarmee zijn talrijke filiaties uitnemend aangeven. ‘Le symbolisme, c'est l'époque de Rimbaud, Laforgue, Verlaine, Elskamp, dont nous portons en nous les traces harmonieuses’, meent Paul Neuhuys. Misprijzend, zegt Marcel Raval: ‘J'ignore, n' étant pas colleur d'étiquettes, si Rimbaud et Mallarmé sont considérés comme symbolistes’. En François-Paul Alibert: ‘Je serais assez disposé à croire que les grands représentants d'une époque littéraire, d'un mouvement poétique, dépassent, tout au moins par ce qu'ils ont de meilleur et dans les parties hautes de leur génie, ce mouvement
lui-même, et par conséquent en constituent presque, et jusqu'à un certain point, la négation’. Meer dan één antwoorder gaat verder: hij negeert de school, waar hij de verscheidenheid inziet der vertegenwoordigers ervan.
| |
| |
En dàt zal wel het juiste standpunt zijn. Inderdaad is er geen symbolistische leer, geen symbolistische aesthetiek, geen symbolistische formule, dan bij een heir naloopers die sedert lang vergeten zijn en die men waarlijk niet meer begraven moet. Er is alleen geweest, om de jaren tachtig, eene reactie tegen naturalisme en die reactie gebruikte allerlei middelen die verschilden naar de geaardheid der ‘gebruikers’. Aldus beschouwd, kan de beteekenis van het symbolisme niet worden onderschat. ‘Cette école a magnifiquement réussi, et face au naturalisme, ce qui, historiquement, est de quelque importance. Que ce qu'on appela une réaction ait engendré des résultats aux moins égaux à ceux de l'action, à quoi, semblet-il, on la veut parfois opposer, voilà un considérant qui vaut d'être médité’: aldus Marcello-Fabri, die daarmede de zaken beschouwt uit den historischen hoek, zooals de literaire geschiedenis dat doen zal. En in dit uitvoerig-beantwoord inkwest is hij de eenige niet, die uit dien hoek weet te kijken. Het bewijst dat men voortaan ongelijk heeft, zich over leven en dood van het symbolisme driftig te maken, aangezien het symbolisme reeds kan worden beschouwd als behoorend tot de geschiedenis, hoe dan ook geschiedenis die nog steeds en uitdrukkelijk, haar invloed laat gelden.
N.R.C., 16 Juni 1923. |
|