| |
| |
| |
Godefroid Kurth herdacht
Brussel, 25 September.
Twee groote Belgische geleerden, een Vlaming en een Waal, zijn onder den oorlog, van den oorlog als slachtoffer gevallen: Prof. dr. Gustaf Verriest, Prof. dr. Godefroid Kurth. De eerste die, tot Leuvensch doctor in de medicijnen gepromoveerd, den zeldzamen moed had al zijne studies in Duitschland te gaan herbeginnen om, als professor teruggekeerd, de Duitsche physiologie bij ons in te voeren; de tweede, grenslander want in het half-Duitsche Aarlen geboren, gedrenkt zoo van Germaansche als van Latijnsche kultuur, promotor in België van éene Duitsche Beweging die bij gebrek aan natuurlijken grond geen wortel schieten kon en dan ook heel gauw uitstierf, grondlegger eindelijk in België, van de historische kritiek naar Duitsche methode: zij beiden, idealistische grijsaards, zij zijn gestorven aan de kwetsuren die hun geloof in Duitschland zou ondergaan. De eerste stierf ver van het eigen land waar zijn lijk nog niet is teruggekeerd. De tweede, die een deel van de bezetting met het hardnekkigste verzet van zijne desillusie op het Brabantsche platteland doorbracht, overleed er te Assche als een gebroken man, een verslagene - hij eens de vurigste der idealisten.
Het is te Assche nu dat hij gisteren werd herdacht door mannen als Henry Carton de Wiart en Henri Pirenne, op het oogenblik dat zijn overschot zou worden overgebracht naar zijne geboortestad in welker nabijheid hij definitief de laatste rust zal genieten. Heden zal hij aldaar worden gehuldigd door Monseigneur Mercier en door den rector der
| |
| |
Brusselsche universiteit, Léon Leclère om van talrijke anderen te zwijgen. In den dood zal hij aldus de verheerlijking genieten: het ware hem zoeter geweest, zonder angst de eeuwigheid te mogen ingaan....
Godefroid Kurth is, door zijne veelheid evenzeer als door zijne verscheidenheid, versmolten nochtans tot eene zeldzame en hooge eenheid, een buiten-gewoon figuur geweest. Dichter, philoloog, historicus, socioloog, politicus; romancier naar de ziel en naar den geest, man der strengste methode, zien wij hem als een overgangstype. Veel in hem behoort tot het verleden; anderdeels is hij acuutmodern. Die twee zijden van zijn karakter, die gestadig door elkander vloeien, brengen hem echter gestadig op onzen tijd vooruit, waar hij het accuraat-positieve op zulke wondere, hem geheel eigene wijze belicht met een haast profetisch idealisme. Deze apostel-natuur vergeet nooit dat het beste zendingswerk ondergaat, zoo het niet berust op practische wetenschap. Doch deze beoefenaar van eene stipte arbeidsmethode waar zijne wetenschappelijke eerlijkheid nooit een duimbreed van afwijken zal blijft, zijn leven door, iemand die vooral geniet van zijne milde geestelijke streven, - weleens al te voortvarend hierin, zooniet geheel in het wilde of ijle.
Godefroid Kurth begon zijne loopbaan als dichter. Van jongs af vurig katholiek, bloeit zijn geloof uit in poëzie. Hij zingt zich-zelf toe:
Dieu seul sera le but et la loi de ton art:
Rien en dehors de Lui ne mérite un regard.
Tu ne laisseras pas les partis et la haine
Souffler leur vent impur sur ton oeuvre sereine.
Hij is de heraut van alle nobele gevoelens, een ridder
| |
| |
uit den Karolingischen kring of uit dien van koning Arthur, een moderne paladijn, - een zeer ernstige don Quichotte, zeggen zijne tegenstrevers. Zijne meesters zijn, voor den adel der gevoelens, Lamartine en Chateaubriand, voor den vorm de schitterende Victor Hugo der ‘Légende des Siècles’. Doch wie goed toeluistert, verneemt bij den Germaanschen grenslander den naklank van Schiller, zanger der vrijheid.
Met dat al is de poëzie van Kurth, waar hij-zelf zooveel belang aan bleef hechten, thans geheel uit den tijd. Wij hebben niets meer aan deze holle rhetoriek. Dat de bombast ervan in den jongen, en later nog bij den reeds ouden geleerde, op de stevigste grondslagen berustte, grondslagen van het Espagnolisme, waar de sceptische Stendhal zijn nog eenig-mogelijke geloof in beleed, bleek uit den heelen levensloop van Godefroid Kurth.
Als vele dichters behekst door de hallucineerende macht van het woord, gaat hij aanvankelijk klassieke philologie studeeren. Hij gaat transpireeren op teksten: hij geeft aan zijn geestdrift een eersten ruggesteun, en als een ruggegraat. Hij moet strijden met eene dorre werkelijkheid die geen overwinning der verbeelding toelaat: te beter, want hij breekt de eerste vaste paden voor zijn geloof in eigen idealen. Wat trouwens kiest hij zich tot onderwerp van thesis? De studie van een der deugdzaamste figuren van het oude Rome, een moralist met der daad: Marcus Porcius Cato, genoemd de Oudere en de Censor. De jonge katholiek, hoog-gehouden door zijne gevoelens van trouw, eer en vrijheid, wijdt zijne eerste krachten aan een bij uitstek zedelijk onderwerp: het is in dit eerste werk dat hij op zijn natuurlijk enthousiasme de weten- | |
| |
schappelijke tucht toepast die, naar Pirenne getuigt, ‘loin de nuire aux intuitions de l'esprit, les dirige et tout à la fois les renforce et en augmente la portée’.
Zijn geloof te laten leiden door zijne wetenschap, om het sterker en vruchtdragender te maken, het is de opdracht die Kurth zich voortaan geeft. De omstandigheden brengen er hem toe, de philologie op te geven voor de geschiedenis; trouwens, ook buiten de omstandigheden zou zijn hart hem dien weg hebben uitgestuurd. Een groote liefde voor de Waalsche heiligen uit het Frankisch-Karolingisch tijdperk hadden hem van lieverlede tot die studie gebracht. Hij wijdt er zich aan niet alleen met de drift van zijn poëtische geaardheid, maar met de methode van den philoloog, die in Duitschland de grondslagen der historische kritiek heeft leeren kennen. In 1882 wordt hem de leergang van geschiedenis der middeleeuwen opgedragen aan de Universiteit Luik. Van meet af past de jonge geleerde er de stelregels van voornoemde kritiek toe, waar zijne philologische kennis hem van geen gering nut is, bij het vaststellen, b.v. van de tekstwaarde van een Gregorius van Tours. Deze idealist hield in de studeerkamer of in het kritisch seminarie op een droomer te zijn: van stipte wetenschap is hij nooit bang geweest; zijn geloof, hij wist het, kon zij slechts versterken.
Het is met die zekerheid dat hij zijne dissertatie schreef over de Vita Sancti Lamberti, de twee deelen van zijne Cité de Liège, zijn Clovis, zijne breed-aangelegde Histoire poétique des Mérovingiens.
Zijn wetenschappelijkheid zou echter nooit zijn ‘poëtische ader’ verdorren. Dit stipte verstand bracht zijn groot hart niet tot zwijgen; dat groote hart behoorde
| |
| |
der kerk toe. En het leidde hem tot synthetische boeken, waar de wetenschap nooit afwezig uit is en waarin de degelijkheid ervan boven verdenking staat, doch die, meer dan de andere, propagandeerend zijn bedoeld en uitgewerkt: de Origines de la Civilisation moderne, zijne Eglise aux tournants de l'histoire, heiligenlevens waar de wetenschap de stichting dienen moet.
Wijkt Kurth hierin van zijne wetenschappelijk-historische rol af? Wie zou het durven beweren? Welk historisch werk blijkt en blijft levend, waar de draad niet doorgaat van eene leidende idee? Welk louter objectief historicus, die werkelijk een groot historicus zou zijn? Geschiedenis-schrijven beduidt feiten-interpreteeren. Wie interpreteeren zegt, onderstelt eene vooringenomenheid, die natuurlijk eerlijk moet zijn wil ze waarachtig en diepgaand treffen, maar niettemin in den historischen arbeid een subjectief bestanddeel is zonder hetwelk die arbeid niet bestaat.
Geschiedenis-schrijven. - Hierin zou Kurth wel heel veel jongeren deconcerteeren. Want, met Anatole France overtuigd dat het per slot van rekening een literair genre is, legde de oud-literator Kurth er zich ijverig op toe, geschiedenis te schrijven zooals de meesters het deden uit zijne jeugd. De romantische dichter die hij geweest was, leerde historisch proza schrijven bij den romantischen Michelet. Zijn stijl is fleurig en doet soms in de beelden diepzinnig. Hij houdt van het chiaroscuro der tegenstelling. Hij houdt van lyrische periodes met een soms-verrassenden val. Hij is de virtuoos van een wel wat verouderd literair verschijnsel. Vervelend is hij echter nooit, want hij bezit de helderheid der voordracht,
| |
| |
eerste deugd van den professor-schrijver.
De professor, de schrijver was tevens, idealist als hij onverwoestelijk was, een strijder. Aan dat strijdlustige is de mislukte poging tot het wakkerschudden van eene Duitsche beweging in Belgisch-Luxemburg en in een deel van Limburg en Luikerland te wijten, waarvan de idee bij hem vermoedelijk was opgekomen tengevolge van de studie die hij, uit tijdpasseering - want hij bezat een zeldzame en nooit voldane behoefte aan werken - aan de Belgische taalgrens had gewijd. Het bleek tevens uit zijne bemoeiingen als Christen-demokraat. Het gebeurt niet dikwijls dat historici het brengen tot politici: daarvoor hebben ze een te klaren blik, te veel staatkundige ervaring. Het tegendeel is eerder waar: oude politici - en diplomaten - worden gaarne historici. Het strijdende in Kurth's karakter, zijn kruisridders-vurigheid, zij lieten toe, dat de historicus Kurth zich, lang voor den oorlog, met werkdadige politiek ging bezighouden. Het gebeurde zelfs dat hij, de katholiek, de toenmalige katholieke regeering met zijne democratie in het nauw bracht. Hij wist dat het hem zijn ambt van hoogleeraar zou kosten, zoo hij er toe kwam - het was als een fataal doelwit - eene plaats te gaan vragen in het Parlement. Hij verliet dan ook Luik, kwam zich vestigen in Brabant waar, naar hem leek, zijn Christen-democratische ijver de rijpste vruchten dragen kon. Wel aanvaardde hij, een paar jaar voor den oorlog, de leiding van het Belgisch Historisch Instituut te Rome, dat hij, naar men hoopte en van zijn idealistische werkkracht verwachtte, tot nieuwen en verhoogden luister zou hebben gebracht. Hij was met vacantie terug, toen de oorlog uitbrak: het was voor hem de groo- | |
| |
te, definitieve knak die de werkkracht voor goed breken zou, de politieke actie en hare schoone zuivere overtuiging zou stremmen, het wetenschappelijke werk in al zijne schoone schakeeringen storen moest.
Een paar jaar nog hield hij het te Assche, op de kim waar de Dendervallei uitvloeit, die het rijke Noord-Brabant vertoont waar hij zooveel van hoopte, - een paar jaar nog, gekrenkt in het lichaam, gekrenkt vooral in het hart, hield hij het uit.
Toen ging met hem een mensch heen, dien wij misschien wat al te eenzijdig, wat al te eentonig van één kant uit verlicht zien.
Maar die - een zeldzaamheid - een volledig mensch kon heeten, en zonder dubbelzinnigheid.
N.R.C., 28 September 1921.
|
|