der schoone kunsten belast, een ambt dat beter in overeenstemming is met zijne persoonlijke neigingen, die meer van bespiegelenden dan van administratieven aard zijn. Geen twijfel of de energie van minister Destrée, die door zelf-optreden breekt met sleur en traagheid, komt onzen kunstenaars en onze verzamelingen ten goede. Reeds had deze minister blijk gegeven van inzicht en initiatief door het in het leven roepen van een lichaam, dat heet: l'Art vivant, en voor doel heeft werken van onze levende artiesten, de jongeren inbegrepen, voor onze musea uit te kiezen. Een nieuw fonds werd gesticht dat door particuliere giften kan worden gestijfd, om te voorzien in de kosten, die deze aankoopen kunnen medebrengen en die de Staat niet alleen dragen kan. Hiermede wordt een dubbel doel bereikt: de aankoopen zullen talrijker kunnen worden en zullen geschieden onder bevoegde contrôle.
Het is tevens den werkzamen minister te danken, dat de opvatting: museum-studiegelegenheid, waarover ik het hierboven had, onlangs een practische uitvoering kreeg. Een aantal kunsthistorici en -critici, waaronder een aantal Vlaamsche, werden aangezocht, in de Musea wandellezingen in te richten, waarbij het gesproken woord, het betoog of les, aanschouwelijk werd aangevuld door de voorbeelden waar in overvloed kan op gewezen. Het sukses was onverhoopt. Volgend jaar worden de wandelingen hernomen, en het lijdt geen twijfel of de bijval wordt nog grooter.
Laat ik dit berichtje besluiten met de vermelding, dat de minister Herman Teirlinck heeft belast met een leergang in de letterkunde aan de kunstacademie te Antwerpen, terwijl als hoofd-conservator van het zoo rijke Antwerpsche museum is aangesteld dr. Paul Buschmann, de wel-