bidding’ leeren liefkrijgen. Thans, meer dan ooit smartelijk-alleen in den onverzoenlijkste der tijden, naast een wezen, dat mij duurder was geworden, naar het iederen dag dichter bij den dood was; - thans stond ik ineens op één dier hoogten, waar alle menschelijkheid zich samentrekt, een der ‘collines inspirées’, waar Barrès het over heeft: de vlakte hoog boven de diepte der menschen, welke aanminnig-wazig is, maar waaruit een oorlog de hemelen aanblaft.
Ik stond waar het Lam werd geplaatst met fieren nekplooi op 't scharlaken altaar, onder de Duif, die gouden stralen schiet voor ieder, die ervan wil worden gekwetst. En de glorieuze gekwetsten: zie ze naderen, de maagden onder palmen en de prelaten onder malven ornaat, de apostelen, die verkondigen, en de belijders, die weten, want ze dragen de teekenen in hun vleesch. Zij allen komen uit de vier hoeken des winds naar dit oord, waar ook ik, de dweepende en pijnlijke nakomeling, mag zitten. En komen de soldaten Christi op hunne paarden van uit den Kruistocht naar de eindelijke plaats der vondst; komen de gerechte rechters, waaronder de schilders zich-zelf hebben afgebeeld, met deze diepe wetenschap, dat kunstenaars rechters zijn, die zich niet vergissen. Zij komen, de nederige ermijten, die God vonden in hun-zelf, en de laatste, dewijl de eerste, volgt hen de Magdaleensche, die sterven zou in Provence, met geen kleed dan de pij van haar steeds-gouden haar; zij komen, de moedige pelgrims, die God gingen zoeken in de verste oneindigheden, en de eerste, dewijl de krachtigste is Christophurus, die boog onder een onwezenlijk wichtje.
En boven hen allen zetelt de Vader. Naast zich de be-