anti-flamingante’, welke in voorbereiding was en alles op hare baan moest vernietigen, als men gelezen heeft de tallooze insinuaties aan het adres van de loyaalsten onder de Vlaamschgezinden, en het eindelijk bijwoont dat de Kamer tot het stemmen beslist van een motie, waarbij het activisme, dat met de Duitschers verdween, afgekeurd wordt.... zestien maand na zijn overlijden, vraagt men zich af of het wel noodig was daartoe zooveel roering in den lande te brengen. Overschat de Kamer dusdoende ook niet de macht van het doode, reeds halfverteerde lichaam? Of is ze bewust van het aandeel dat ze te dragen heeft in de schuld aan het ontstaan van het activisme?
Oud-minister Helleputte, een der leiders der rechterzijde, die, tijdens den oorlog, in Havre, als minister van Openbare Werken, met zijn collega's Van de Vyvere en Poullet, voorstander was van de indeeling van het Belgische IJzerleger in Waalsche en Vlaamsche regimenten, heeft het Woensdagochtend, met een lachend gezicht gezegd: ‘Was het Vlaamsche vraagstuk in 1914 opgelost geweest, vóór het uitbreken van den strijd, nooit zou de overweldiger hier het veld gevonden hebben waarin hij het zaad van het activisme kon uitstrooien,’ en niemand die het waagde - was het omdat de heer Helleputte zoo vriendelijk weet te glimlachen? - hem tegen te spreken.
En, nu de Kamer weer eenigszins tot rust is gekomen stelt men zich onwillekeurig de volgende vragen:
Heeft Hubin iets bewezen buiten het feit dat hij geen bewijzen had?
Zijn Hubin en Piérard er in geslaagd Nederland en Neêrland's Koningin te bezwadderen zooals zij het getracht hebben te doen?