[1920]
Hulde aan Verhaeren
Vóór een schitterende menigte heeft heden-namiddag in den Senaat de verheerlijking plaats gehad van de nagedachtenis des dichters Emiel Verhaeren. De koning, de koningin en prins Leopold hebben er aan deelgenomen. Het halfrond der zaal en de tribunes waren stampvol. De meeste leden der regeering waren tegenwoordig, al wat naam heeft in de diplomatiek, in de politiek, in de wetenschap, de letteren en de kunst.
Onmiddellijk achter de koninklijke familie kwamen de socialistische ministers Vandervelde en Destrée; dan de dichter Henri de Regnier, lid der Académie Française in het rijk gebloemd ambtsgewaad.
Het borstbeeld des dichters stond op een voetstuk met de nationale kleuren. Ongesteldheid verhinderde mevrouw Verhaeren tegenwoordig te zijn.
Minister Destrée heeft de eerste redevoering gehouden, en den op een tragisch oogenblik door den dood aan de menschheid ontvallene gekenschetst als meer levend dan ooit. De liefde, door hem nagelaten, en die in alle gemoederen weertrilt, is zóó groot, dat spreker aan anderen de taak liet haar omvang en haar waarheid te bepalen, en zich er toe beperkte één enkel aspect ervan aan te wijzen, namelijk de hartstochtelijke innigheid, waarmee Verhaeren zijn geboortegrond, onzen Vlaamschen grond, heeft liefgehad. De minister noemt enkele der eerste werken en haalt eenige bewonderenswaardige regels aan.
Henri de Régnier repte van de vriendschap, welke hem