| |
| |
| |
Dagboek van den kiesplichtige II
Brussel, Dinsdag, 18 November.
Is onverschilligheid eene ongeneeslijke ziekte? De socialisten hebben hunne victorie niet eens in het openbaar gevierd!
Weliswaar komt thans iedereen verklaren dat de verrassing waarlijk geene verrassing is. De katholieken, die sedert jaren verklaarden het zuiver enkelvoudig kiesrecht geenszins te vreezen, zeggen thans dat zij alles hadden voorzien; terecht wijten de liberalen hunne gevoelige vermindering eerst aan de afschaffing van het meervoudig stelsel, daarna aan de opslorping door de uiterste linkerzijde, opslorping die fataal als eene natuurwet is; de socialisten, zij, die eene vermeerdering van 15 zetels hoopten en haast het dubbele krijgen, doen een masker voor van nobele nederigheid en meenen dat de kiezers vooral door den tijdsgeest worden beheerscht.
Zij hebben gelijk, als men aan het woord tijdsgeest eene beperkende en Belgische beteekenis geeft. Die tijdsgeest, in zijn engeren-Belgischen zin, is voor het oogenblik paroxistisch. Misnoegdheid stuurt altijd naar het uiterste, en, zooals de schuld van den oorlog, of beter onze mindere geschiktheid tot den oorlog, aan de partij van den heer Woeste toegeschreven wordt, en het feit dat het vredesverdrag ons niet bracht wat wij verlangden, wordt geweten aan den heer Hymans en als weerslag aan zijne partij, zoo hoopt men graag dat de socialisten alles weer goed zullen maken. Het lijdt geen twijfel: bij gebrek aan partijtucht, tucht die blijkbaar alleen nog aan
| |
| |
de uiterste zijde bestaat, hebben vele wankelmoedigen en onvoldanen voor de socialisten gestemd. Voegt daarbij dat vele Vlamingen thans zeer bewust hun Vlaamsch-zijn boven hun katholiek- of liberaal-zijn stellen; dat anderdeels enkele katholieken van den ouden stempel thans alleen nog in het gematigd-liberaal programma voldoening vinden, en beiden aldus niet weinig versnippering en verwarring hebben teweeggebracht. En dan is het even waar dat de tijdsgeest de verkiezingen heeft beheerscht, als dat het waar is dat deze verkiezingen geene verrassing mogen heeten.
Waar nu die verkiezingen het land heenvoeren?
Minister Edward Anseele heeft het met groote openhartigheid aan een confrère verklaard: ‘Mon ami, c'est la banqueroute d'un système qui commence!’
Doch zijn vriend Bertrand, socialistisch minister van State, voegt er als rem aan toe, wat mij reeds Minister Wauters verleden jaar, en toen hij nog geen minister was, zegde: voorloopig dient men zich bij verbetering en uitbreiding van de sociale wetgeving te houden, en bij nationalisatie van sommige nijverheidstakken, waar dit gaan kan zonder onteigening, zonder geweld. Het spreekt van zelf, dat thans niet kan gedaan worden aan scheiding van kerk en staat, aan afschaffing van congreganistisch onderwijs: vraagstukken, die eerst later aan de orde kunnen komen.
Waarna mij een katholiek Kamerlid komt zeggen: ‘gij weet wel dat er voor ruime sociale wetgeving bij ons eene belangrijke tegemoetkoming kan worden verwacht, die geenszins voor nationaliseeren van b.v. het Limburgsch kolengebied zou terugdeinzen.’
| |
| |
Terwijl de liberale Paul Emile Janson schrijft: ‘wij zijn geneigd aan de socialisten te zeggen wat graaf Woeste zekeren dag den heer Beernaert toevoegde: ‘wij zijn het eens telkens als gij gelijk hebt’. Hetgeen wil zeggen, dat de liberalen buiten het principieel-antiklerikaal standpunt, dat zij samen met de socialisten innemen, wel geneigd zijn evolutief na te streven wat sommige heethoofden revolutionair willen bereiken.’
Deze vier uitspraken lijken wel heel goed op eensgezindheid, althans gedeeltelijke eensgezindheid. Wat scheidt: de middelen. Wat verwezenlijking in den weg staat: de personen. Kan men het over de middelen eens worden, worden inschikkelijke personen gevonden, dan kan er niets meer tegen eene nieuwe drieledige regeering meer zijn.
Het is zulke regeering, waar de drie hoofdpartijen in vertegenwoordigd zouden zijn, dat de meeste liberalen voor het oogenblik aanbevelen. Misschien zit achter die houding wel eenige vrees: eene uitsluitend-linkerregeering zou voor de burgerpartij, die er deel aan neemt en natuurlijk minderheid zou zijn, niet veel meer dan onmacht beteekenen; slechts theorethisch zou zij mede-regeeren, bedolven onder de wél-inschikkelijke, maar dan toch principiëel-collectivistische meerderheid die, naar het woord van Anseele, tot taak krijgt het oude systeem te liquideeren. De steun der rechterzijde zou in deze de liberale verantwoordelijkheid ten zeerste verlichten.
Is de rechterzijde tot zulken steun bereid? Mr. Théodor stafhouder en katholiek Kamerlid, geeft hierop antwoord, - een antwoord dat zeker geenszins kan gelden als de uitspraak van gansch zijne partij, waar wel menschen
| |
| |
zouden te vinden zijn, die zelfs tegen een socialistisch-katholiek kabinet geen al te groot bezwaar zouden hebben; een antwoord echter dat men ook niet voor louter-persoonlijk moet houden, daar het letterlijk weergeeft wat mij nog geen week geleden de directeur zei van een katholiek blad, dat lang heeft gegolden voor het blad der rechter-regeering. De heer Théodor meent dan: ‘Wij moeten komen tot eene regeering ‘zonder’, ik zeg niet ‘tegen’ de socialisten. Zoo niet beteekent het den ondergang van het land.
Wij hebben eene politiek noodig die ruim rekening houdt met de eischen der werkende klasse, doch geen afstand doet van het autoriteitsbeginsel. En daar de met twintig zetels verzwakte, en verder verdeelde voormalige regeeringspartij niet meer bij machte is alleen te regeeren, zou zij wel naar de liberale linkerzijde kunnen knipoogen, om met hare hulp en evolutief het practische deel van het socialistisch programma te verwezenlijken, zonder van het ‘principe d'autorité’ af te zien, zonder ‘abdiquer constamment régulièrement, irrémédiablement’, zooals mr. Théodor het uitdrukt.
Wat uit dit alles volgen zal? Hoe de regeering van morgen er uit zal zien? - Eerst overmorgen zal van de samenstelling van een nieuw ministerie spraak kunnen zijn, en die samenstelling kon wel een paar weken duren. Zulk ministerie denkt ieder zich voorloopig naar eigen voorkeur. Men noemt alleen Vandervelde, men noemt ook Paul Hymans, en men noemt zelfs Renkin als aanstaande premier. Menschen, die niet van Vlaamsche politiek houden, werpen Poullet van de voorzitterszetel der Kamer, om er een liberaal, liefst Hymans, op te plaatsen.
Van dit alles denk ik voorloopig maar liever niets.
| |
| |
Al is het moeilijk te denken dat de Koning zich niet in de eerste plaats tot de socialisten zou richten, die dan toch de overwinnaars van den dag blijven....
| |
Woensdag, 19 November.
Het is het oogenblik, dat wij schrijven, vijf uur in den namiddag. Hewel, de kiesplichtige, de arme kiesplichtige, die nu vier dagen door sneeuw en modder, door water en wind heeft geploeterd, - de onzalige kiesplichtige, die journalist is, ziet zich nog steeds voor zijne moeite niet beloond.
De definitieve uitslag der verkiezing is nog niet bekend, althans niet in zijn geheel. En dat is de schuld van den heer Van de Walle. De heer Van de Walle - het is misschien noodig, dat ik u dit mededeel - de heer Van de Walle is een stelsel, en dat stelsel is er een van evenredige zetelverdeeling. Het is als dusdanig niet jong meer, en het wordt sedert lang voor het beste gehouden. Daarom juist wordt het ditmaal voor het eerst toegepast. Met het gevolg, dat het verwarring heeft gesticht, vertraging heeft berokkend, en op dit late namiddaguur belet, dat wij weten, hoe het eigenlijk zit met de vertegenwoordiging van Oost-Vlaanderen in onze Staten-Generaal.
Wij kunnen het, weliswaar, gissen, en dat gissen zal wel geen vergissen zijn. Dat gissen brengt ons zelfs niet veel meer dan de zekerheid, dat wij ons reeds gisteren niet zoo heel erg hadden vergist. Sedert gisteren immers is er maar ééne verrassing meer: de ‘Renaissance nationale’ krijgt, dank zij het stelsel van den heer Van de Walle, tóch een vertegenwoordiger. Iemand, die naast mij
| |
| |
zit, noemt dat ‘eene stem uit het graf.’ Misschien kan deze Renaissance-stem ook wel eene geboortestem zijn: men kan nooit weten!
Ziehier trouwens hoe, naar alle waarschijnlijkheid, de komende Kamer er naar de partijsterkte uit zal zien: 78 katholieken (waaronder ruim de helft authentieke en probate flaminganten), 67 socialisten (waaronder ook al een flinke strijdend-Vlaamsche minderheid), 33 liberalen, 2 personen die aan den geest van wijlen de gebroeders Daens blijven gehoorzamen, 2 oud-strijders, 2 mannen van de frontpartij, 1 vertegenwoordiger der middenstanden, die in den laatsten tijd zoo heldhaftig tegen de nieuwe alkoholwet hebben gestreden, en eindelijk de heer Brugmann, die voor de Belgische Renaissance opkomt (waaruit men niet afleiden moet, dat deze partij eene historische partij is).
Het is alles wat ik u voor vandaag heb mede te deelen. Morgen, met uw welgevallen, en in afwachting dat wij weten hoe België voortaan wordt geregeerd, zullen wij van deze nieuwe Kamer, voor zoogoed het gaat, eene physionomische studie ondernemen.
N.R.C., 21 November 1919.
|
|