| |
| |
| |
Dagboek van den kiesplichtige I
Brussel, Zaterdag 15 November.
Gansch den nacht, de twaalf lange uren van een winternacht, heb ik de steeds aangroeiende overtuiging opgedaan, dat mijn huis met eene zeldzame spaarzaamheid is gebouwd. Het staat moedermensch alleen op eene vlakte van ettelijke hectaren. Doch, is dit eene voldoende reden om te trillen en te zingen als de buik eener mandoline? De muren van dit huis zijn dun; het dak er van lijkt onvast en ondicht; ik ga het vermoeden koesteren, dat dit huis gevestigd is op een woelige laag schuivend zand......
Ik voeg er, ter verschooning en verzachtende omstandigheden aan toe, dat heel den nacht, en ook dezen dag, een sneeuwstorm er jagend en joelend omheen heeft gewalst. Er zijn niet zoo heel veel dingen meer die, na deze vijf laatste jaren, ons nog verwonderen kunnen: dan ook niet deze vroegtijdige winter. Maar de ontstemming hebben wij niet verleerd, want verleeren zal de mensch nooit, misnoegd te wezen, en thans is die vroege sneeuwwinter rondom mijn papieren huis er blijkbaar, om mijn misnoegen recht en reden van bestaan te geven.
Er is nog een ander recht-en-reden, minder-goed om bekennen: morgen is het verkiezing. Heel den nacht heeft de ontstemmende gedachte mij gesard: Zondag is het verkiezing. Heel den dag, dezen sneeuw-omstoven dag zonder horizonnen, heeft mij, in mijn snorrend en kil huis, waarin de kolenschaarschte heerscht, als een blinde koning, de obsessie gekweld, dat ik morgen kiezen zal. En ik kan het u mededeelen, zonder schaamte: nooit heeft mij een
| |
| |
plicht zoo zwaar gewogen. Want: waarom beschaamd zijn? Waarom, als heel België onder eene zelfde beheksende weigerigheid gaat?
Nooit, immers, is een kiesstrijd ten onzent zóó lamlendig gevoerd. Een jaar en vijf dagen geleden, woedde in Brussel het bolsjewisme. Twee dagen lang, de eerste met eene uitbundige koorts, de tweede binnen de tang van een stommen schrik, hebben wij ons deel gehad van de aanvangende Duitsche revolutie. De derde dag is de exodus der Duitsche legerscharen begonnen. Terwijl wij de grauwe, verslonste benden aftrekken zagen, vestigden ook hier in Brussel de Arsol's hun gezag. Wij leefden in eene bedompte atmospheer, doorscheurd en verhakkeld van geweeren mitrailleurvuur. Wij kenden elke stonde levensgevaar: nooit voelden wij in ons zoo onstuimig en verruimend de physieke gewaarwording der bevrijding. Dat duurde aldus ruim drie weken. Toen, ja toen reeds, kwam de ontnuchtering.
Het dient herhaald, omdat men het te gemakkelijk vergeet: de nationale Belgische regeering, die onmiddellijk op het Duitsche bewind volgde, heeft een werk verricht, waar men eerst later den omvang en de beteekenis van waardeeren zal. Nu nog zijn er heel wat menschen die niet schijnen te begrijpen, wat een erfenis die regeering aanvaardde, en welke eene moeite het kostte, die erfenis te liquideeren. Het werk, dat de wetgeving, zoowel als de uitvoerende macht, in dit laatste jaar heeft geleverd, is waarlijk niet te overzien. Bezat dit werk steeds de noodige waarborgen voor bestendigheid, voor deugdelijkheid? Wie zou het durven beweren? Hadde men het niet kunnen bouwen naar vasteren, beter afgebakenden grondslag? Maar daarge- | |
| |
laten dat men moeilijk van twaalf menschen, die tot drie gezindheden behooren, dergelijke eenheid in denken en handelen vergen kan, moet men niet toegeven, dat de openbare meening, wispelturig als nimmer, alle poging tot degelijke samenwerking naar ééne en zelfde gedragslijn al te lichtvaardig en al te aanhoudend dwarsboomde? Men heeft het den boedelopruimers met een soort leedvermaak dubbel en dwars onmogelijk gemaakt; met sarrend verneinen heeft men hun het noodige krediet geweigerd. In plaats van hulp, heeft de regeering bij ons volk vooral tegenkanting gevonden. Waarom?
Omdat ons volk, ons kinderlijk volk, ontnuchterd was. Na de ruim vier jaar verknechting, had het een Dorado gedroomd. Het werd een jacht naar, een eisch van stoffelijk welzijn van genot. De terugkeer tot een gemakkelijk en goedkoop, een zorgeloos en weelderig leven bevond het belemmerd: het vorderde van de regeering een welstand, dien zij niet vermocht te schenken. Heel wat ontmoedigingen volgden: het vredesverdrag bracht ons niet, wat wij ons bij rechte achtten, te mogen hopen. Eenige dolle opstokers goten olie op het smeulend vuur van deze ontmoediging: onnoodig te dezer plaatse aan de annexionistische campagne te herinneren. Anderdeels ging er verontwaardiging op, als men regeeringspersonen partij zag kiezen voor hunne vrienden, die hun internationaal ideaal niet hadden opgegeven en dorsten opkomen tegen patriotardisme, terwijl anderen zich openlijk aansloten bij de flaminganten, door nationalisten, die overigens dag aan dag op nauwe voeling met het Zuiden aandrongen, voor scheuringmakers en vernietigers van de Belgische eenheid met woede uitgekreten.
| |
| |
En België geleek wel een heksenketel, waaromheen andermaal al het mooie leelijk en al het leelijke luidruchtig mooi werd verklaard. Hoe eruit te geraken? - Door de verkiezing, dacht ieder. En men verwachtte dan ook een mooien kiesstrijd.
Hoe, immers, was de toestand? De Kamer, die zulke belangrijke wetten te stemmen kreeg, die ons een nieuw belastingstelsel schonk, die over de toekomst van millioenen menschenlevens beschikte, was eene onwettige Kamer. Hare samenstelling kon niet worden geacht te vertegenwoordigen naar de juiste verhoudingen de gedachte van het land. Reeds vóór den oorlog was men van oordeel dat de 99 katholieken, de 45 liberalen, de 40 socialisten en de 2 daensisten, die in het Paleis der Natie aan den kant der Kamer van Volksvertegenwoordigers, 186 in getal, zitting hadden, geenszins het zuiver beeld van 's lands meening in zijne onderscheidene geledingen weergaven. Een beter stelsel van evenredige vertegenwoordiging zou daar reeds wijziging in hebben gebracht; vooral het meervoudig kiesrecht was eene vervalsching van de volksgezindheid. - Doch, nu kregen wij algemeen, enkelvoudig kiesrecht. Verheldering der zienswijze, aan het of onder het juk opgedaan, zoo op het engere vaderlandsch als op het meer algemeen sociaal gebied, zonder uitsluiting van wat een der gewichtigste vraagstukken was gebleken: het vraagstuk der talen, - verheldering, zeg ik, van inzicht zou op 16 November gelegenheid tot uiting vinden en kans tot verwezenlijking van ieders wensch en wil. Wij kregen algemeene verkiezingen, waar zelfs enkele vrouwen - voor Brussel een 1600 - die bijzonderen blijk van offervaardige vaderlandsliefde hadden gegeven, aan deel zouden nemen.
| |
| |
Ons werd, eindelijk na een jaar troebelheid, gelegenheid geschonken om, door ondubbelzinnige uitspraak, te komen tot de klaarheid, die vrede heet. En....
Hewel, neen, en ik voel het als iedereen, vooral na dezen daverenden sneeuwnacht en heel dezen huiverenden dag vol winterellende; neen, wij ontvangen deze gelegenheid niet of de eer en de vreugde, die haar bij logica toekomen. De kiesstrijd is doodsch geweest. Wel heeft de annexionistische partij der ‘Renaissance nationale’ druk op den grooten trom gedonderd; wel heeft men - de eenige persoonlijkheid die werd geëxploiteerd - uit het geval Huysmans-Jamar partij willen trekken; wel heeft men getracht de activisten vooral tegen sterk-evoluëerende leden der rechterzijde uit te spelen: het is alles vergeefsch geweest....
Zijn wij dan onverschillig geworden aan alle ideëele belangen, gevangen als wij zitten binnen stoffelijken nood? Of is, integendeel, iedereen zóó zeer doordrongen van het eigen politiek geloof, dan dat hij nog oog en oor zou hebben voor welke propaganda ook?
Ik weet het niet. Ik weet alleen dat het een hondenweer is. Iedereen is vast overtuigd dat het een hondenweêr is. En daarom, misschien wel, blijft elke geestdrift achter....
| |
Zondag, 16 November.
Meen nu maar niet dat ik blind zou zijn voor het fraaie gezicht van zon-op-sneeuw, al is het ongetwijfeld slecht voor de oogen. Meen zelfs niet dat het ploeteren door eene meter-hooge sneeuwlaag mij tot overdreven pessimisme
| |
| |
verleiden kan, al hou ik nu eenmaal niet van koude voeten. Maar geef toe dat voor menschen, die nauwelijks eene tramstaking achter den rug hebben, met geen ander gevolg dan dat de prijzen der plaatsen haast verdubbeld zijn, - geef toe dat het voor ons, Brusselaars, minder aangenaam is, naar eene kiezing te gaan waar men niet veel voor voelt, zonder tram, die er u op aanneemlijke wijze heenbrengt.
Want een eerste gevolg van het zuiver, algemeen en enkelvoudig kiesrecht is, dat er 's ochtends geen trams rijden. Een wattman is nu eenmaal ook een burger, zelfs in een land waar de wattwoman nog een mythe is. Ik heb dan ook vanochtend anderhalf uur geloopen door sneeuw, zij het dan ook sneeuw-met-zon, om aan te landen in een schoollokaal.... waar ik alleen Fransche kiesbriefjes heb gevonden. Ik heb gestemd, gij kunt wel raden voor wie, en ben vandaar gaan wandelen door sneeuwmodder, zij het ook sneeuwmodder-met-zon.
Gij weet dat wij sedert een paar maand reeds alle gedistilleerd ontberen moeten. Ook dat gebrek heeft op de verkiezing een allerellendigsten invloed gehad. Was de kiesstrijd al bijzonder-weinig geanimeerd, de kiesdag is het nog minder. Wáár is de tijd dat de onderscheiden ‘jonge wachten’ zich moed inschonken bij enkele glaasjes alkohol, om elkander daarop met muilperen te begiftigen? Wáár de jaren dat zelfs graaf Woeste zijne eventueelen kiezers een kijkje gunde in het inspireerend glas? Thans niets meer daarvan. De kiezers zien er nog wel erg geheimzinnig uit, maar alles behalve geïnspireerd. De ‘jonge wachten’ deelen schaarsche papiertjes uit met bedriegelijke spreuken. Er worden wat borden omgedragen van diverse kleur en met diverse cijfers. En het is alles wat men
| |
| |
van de verkiezingen bemerkt.....
De avonden van verkiezingsdagen munten doorgaans uit door eene zekere trilling der atmospheer. Vanavond trilde de atmospheer vooral vanwege een lichten motregen die uw gezicht aansloeg als een natte poudre de riz. Geen volk op straat, of bijna geen. In de café's geen opgewondenheid, niets van den partijgeest die zich vroeger zoo luidruchtig lucht gaf in het stukslaan van pintglazen en zelfs van dure spiegelruiten. Van Belgische politiek geen spoor: wèl van gealliëerde politiek, in het drinken, namelijk, van Engelsche biertjes. Maar dit is geen specifiek-verkiezingsverschijnsel, want Engelsch bier is thans, naast Italiaansche vermouth en Fransch-Portugeesche pinard, bij ons alledaagsch-inheemsch geworden....
Zoudt gij mij willen gelooven als ik u zeg, dat ik mij verveel? Ik begeef mij dan ook naar het Volkshuis, waar het doorgaans lollig is. Helaas, vandaag is het er niet lolliger dan op een anderen Zondag. Er is veel volk, dat veel eet en matig drinkt. Hier en daar een kandidaat, die misschien reeds Kamerlid is zonder het zelf te weten. Hij staat in een kringetje vrienden, en orakelt in stilte. Al is de stemming optimistisch - men zal op zijn minst vijftien zetels bijwinnen - toch blijft men heel bedaard. Resultaten worden eerst laat in den avond verwacht. Slechts één ding staat vast: de triumph van Kamiel Huysmans. Het dient gezegd: de gezellen van het Volkshuis, ook de zeer bezadigden, zijn van meening dat men principieel voet bij stuk moet houden. Het wordt bij Vandervelde geloofd dat hij partij koos voor Kamiel tegen Terwagne, niettegenstaande het geval-Jamar, en al is hij, Vandervelde, een Belgisch minister....
| |
| |
Ik ga naar de Patria-zaal, lokaal der katholieken, waar het koel is. De eerste resultaten zijn bekend: zij zijn voor de heeren ongunstig; heel wat zetels gaan naar de socialisten. Vijanden der Vlaamschgezinde politiek, geleid te Brussel, door dr. Borginon en pater Rutten, zijn onthutst: in sommige kieskantons telt de lijst dezer laatsten het dubbel getal stemmen van de andere, de Patrialijst. Het staat vast, dat de Brusselsche flaminganten een aantal katholieke zetels zullen redden. Daar die flaminganten voor het overige sterk democratisch getint zijn, heeft hunne verkiezing heel wat beteekenis voor de toekomst onzer politiek; zij bewijst een grondige wijziging in de gezindheid der landelijke bevolking; waren de flamingantisch-katholieke lijsten er niet geweest, dan zouden de socialisten in de aanstaande Kamer misschien de meerderheid hebben gehad....
Bij de liberalen - zij heeten thans: unie-liberalen, sedert de versmelting der meer behoudsgezinde met de progressistische fractie - heerscht de indruk dat, zoo er niet veel te winnen is - wat bij afschaffing van het meervoudig stelsel haast natuurlijk is, - er toch ook niet veel zal verloren worden. De uitslagen, voor Brussel bekend, zijn geruststellend. In geen geval zal de socialistische partij over eene meerderheid beschikken, die alleen-regeeren mogelijk maakt. Zij zal steun moeten zoeken bij de liberalen, die hunne matigende, hunne temperende rol van partij-der-rede zullen blijven spelen.
- ‘Als wij daar in willen toestemmen!’, zegt een Kamerlid. ‘Want eene dupe van den toestand moeten wij niet worden’......
| |
| |
| |
Maandag, 7 November.
Ik zit dit te schrijven in den laten nacht, na een dag van werkelijke gejaagdheid. Na de twee loome dagen van Zaterdag en Zondag eene opfrissching, maar die beklemt, omdat zij toch vol vragen is.
Biedt zij dan geene zekerheid? Zij biedt er meer dan eene, maar plaatst ons tevens voor zóóveel nieuwheid, dat zij zelfs de triumphators van den dag, eenmaal de eerste roes voorbij, wel wat ontstellen zal.
Die triumphators van den dag zijn in de eerste plaats de socialisten. Zij hadden gerekend op een vijftien zetels meer: hun getal zou ter Kamer van 40 tot 55 aangroeien; sommigen dorsten op 60 zetels rekenen. Thans, op dit middernachtuur, blijkt het dat zij het tot 67 zullen brengen. Een tweede feit: de overwinning is vooral in het Vlaamsche land kenschetsend. De uitspraak van het volk is, te Antwerpen vooral, welsprekend; het heeft zich door ernstige woorden als défaitisme en bolsjewisme niet laten afschrikken; het schrikt niet af voor de aangeklaagde Vlaamschgezinde scheuringspolitiek. Wil dat zeggen dat het volk bolsjevisme, défaitisme en scheuringspolitiek aankleeft? Moet men er niet eerder uit afleiden dat het deze gevaren voor denkbeeldig houdt? Beteekent het niet, dat het eerst en vooral getrouw wil blijven, zonder afwijking, aan zijne socialistische en Vlaamschgezinde beginselen?
De Vlaamsche Volkspartij, en zelfs de Frontpartij, kunnen eveneens van eene overwinning spreken. Zonder deze flaminganten zouden de Katholieken er nog een vijftal, zestal zetels hebben bij verloren. Thans, afgescheurde
| |
| |
flaminganten inbegrepen, zullen zij vermoedelijk hoogstens 80 zetels bezetten; merkt men op dat, zoogoed als gansch het Vlaamsche land door, de Katholieke candidaten het Vlaamsche minimum-programma zijn bijgetreden, dan kan zonder overdrijving gezegd dat vooral de Vlamingen, tot welke partij zij ook behooren, de grootste zege hebben thuis gehaald.
De grootste néerlaag is voor de nationalisten. De partij der ‘Renaissance Nationale’ had waarlijk geen moeite ontzien: zij wist geen enkelen zetel te bemachtigen. Het bewijst hoe het volk over annexionisme denkt.
Vreemd is het geval van den gekozene der Oud-Strijders, de heer William van Remoortel. Oorlogsvrijwilliger en socialistisch advokaat, werd hij door de vereeniging der oud-soldaten zoowel als door de socialistische partij genegeerd, door de eerste omdat zij niet gediend waren van een politicus, door de tweede omdat deze politicus eene plaats had aanvaard op eene andere lijst dan de socialistische. Bezwarende omstandigheid was, dat de heer William van Remoortel opgetreden was als advokaat in het proces van het Duitsche blad ‘Le Bruxellois’. Maar ook dat heeft de kiezers niet afgeschrikt; hun kandidaat kreeg genoeg stemmen om te gaan zetelen.... vermoedelijk naast de socialisten die hem hebben verketterd, maar wier getal hij met eene nieuwe eenheid versterken zal bij het stemmen over vraagstukken, die niet zuiver-militair zijn.
Met dat al zal de aanstaande Kamer vermoedelijk bestaan uit een linkerzijde, die 106 man sterk zal zijn, tegen een rechterzijde van een 80 man, hetgeen wil zeggen, dat, alle katholieke fracties samengenomen, deze partij nog een twaalftal man sterker zal zijn dan de socialis- | |
| |
tische, maar deze met de liberale hulp toch nog zal kunnen rekenen op ruim 25 stemmen meerderheid.
Deze meerderheid is echter louter theoretisch. De tijd zal wel uit zijn dat nog bloot links tegen rechts wordt gekozen; meer en meer gaan wij een tijd tegemoet, dat een katholiek-liberaal centrum het tegen twee sterk-democratische vleugels zal hebben; inzake Vlaamsche politiek zal de constellatie zich nog anders voordoen; zoodat wij van nu af aan de stemkaart onzer komende Kamer wel kunnen vaststellen, maar die kaart zeker gansch anders dan in de vorige Kamer zijn zal.
Dat, hierbij, de uitslagen in de Kamer minder zuiver zullen zijn, en zeker bezwaard door het feit, dat de meerderheid van den Senaat katholiek blijft, kan ons voor talrijke gevallen van obstructie vanwege onze Eerste Kamer plaatsen. Niet echter voor langen tijd, aangezien de hervorming van den Senaat één van de voornaamste punten op de agenda der Constituante zal zijn. Meer en meer wint de idee veld, dat de Senaat dient te zijn een ‘Chambre des Compétences’, een vergadering van bevoegden, en dus een soort van contrôle-organisme, waar de eigenlijke politiek slechts in de tweede plaats zou komen. Reeds een jaar geleden werd mij van socialistische zijde op dien weg gewezen, en zelfs de naam van aanstaande senatoren genoemd. De macht - nog geen overmacht - der uiterste linkerzijde kan hiervoor steun vinden bij de andere partijen, zoodat er voor dergelijke hervorming wel kans bestaat.
Dit alles (ik had het u al vroeger moeten zeggen) is nog toekomstmuziek; de einduitslagen zullen eerst morgenavond, misschien eerst Woensdagochtend bekend zijn. Toe- | |
| |
komstmuziek dan ook wat kan gezegd over de eerstkomende regeering. De tegenwoordige is heden afgetreden: zij blijft echter ‘waarnemend’, behalve wat den tot graaf verheven baron de Broqueville betreft. Nu vertelt men wel dat Vandervelde met de samenstelling van het nieuwe kabinet zou worden belast; de toekenning der portefeuilles zou, wat de socialisten betreft, wijziging ondergaan en natuurlijk aangevuld worden; de liberalen Franck en Masson zouden echter hun ouden post weer innemen; of Hymans aan Buitenlandsche Zaken kan gehandhaafd, is een gewichtige vraag. Van liberale zijde wordt daarentegen verzekerd, dat zal aangedrongen worden op het behoud der drie partijen in de regeering van het land, en dat Delacroix premier zou blijven...... Ik kan alleen herhalen: toekomstmuziek. Maar durf er echter aan toevoegen, dat ook aan eventueele behoudsgezinde leden van het aanstaande kabinet vanwege de verkiezingen grootere vrijheid zal toekomen.
Gij zult van mij niet vergen, dat ik u op dit late uur nog zou overladen met impressies. Gelieve, bid ik u, de opwinding, die in officieele en semi-officieele kringen, als daar zijn ministeries en café's, heerscht, zelf te fantazeeren. Maar neem hierbij in acht, dat wij een bezadigd volk blijken geworden te zijn, en dat de groote vreugd, evenals trouwens de groote teleurstelling, eerst voor morgen of voor overmorgen zullen zijn.
N.R.C., 20 November 1919.
|
|