pen te heeten, alles oud-nieuw, vervaardigd onder het toezicht en wijs beleid van de regeeringstechnici.
Op het verhoog, goed in 't zicht voor het publiek, moesten de leden der Academie plaats nemen, en het heeft wel een beetje moeite gekost om ook nog voor den trits Vermeylen, Van de Woestijne en H. Teirlinck, die in hun burgerpakjes gekomen waren, een plaats te vinden bij de vele gerokte, gekruiste en gesterde heeren.
Die trits behoort nu ook tot de Academie voor Taal- en Letterkunde. Was 't niet geweest van dat moeilijk plaats vinden, ik zou niet op de idee gekomen zijn om van revolutie te spreken. Want die heeren waren anders in de groep verloren gegaan, ondanks hun bescheiden en democratische kleedij. Zij zien er al zoo academisch uit.
Vermeylen, natuurlijk. De man is reeds zoo lang professor aan de universiteit. Déformation professionnelle. Men moet, als hij, al een onverbeterlijk ketje van Brussel zijn, al woont men ook te Ukkel, om, ten minste tusschen pot en pint, nog zooveel schalksheid en letterkundig bolsjewisme te bewaren achter een masker, dat alleen nog geschikt lijkt om examinandi te doen kleuren als de tafel, waarachter professor zoo strak zit te vorschen. Zooals hij daar zat in de Academie, leek hij bij poozen tot een vraagteeken verdord. Hij ging anders wel mee met wat er gebeurde. Het leek hem alleen wat buiten-gewoon. En ik kan mij voorstellen, dat, wanneer er studenten der activistische Gentsche hoogeschool in de zaal waren, zij er hun goede ster wel om zullen geloofd en gedankt hebben, dat zij vooralsnog niet moeten gaan transpireeren, terwijl zij van dichtbij zitten uit te kijken of er geen spoten kwelduiveltje zal springen in de groef, die langs pro-