knap weldra. Maar... wat zouden de Hollanders wel zeggen van zulk een Rembrandt! Demolder vertoonde les défauts de ses qualités: zelfs de handigste schilder moet afblijven van wat hij niet doorvoeld heeft....
Met ‘Les Patins de la reine de Hollande’, met ‘Le Jardin de la Pompadour’ werd het niet beter: hoe frisch en opgewekt, hoe kinderlijk-blij ook, moest deze fantazie toch onderdoen voor die van, b.v. een Henri de Régnier, die om denzelfden tijd ‘La double Maîtresse’ zou schrijven. Wij hadden van den Eugène Demolder van Yperdamme eigenlijk meer verwacht: ook hij, de jolige, bleek een ‘déraciné’, die geene echte vruchten meer vermocht te dragen, te vergelijken bij de romanisanten van Breughel's tijd, die wisten te woekeren met een echt Vlaamsch schilderstalent, maar te weinig contact met hun oorsprongsbodem hadden behouden, om dezen uit dat land nog geheel te kunnen bevredigen.
Een nieuwe verplanting zou Demolder misschien tot vernieuwde vruchtbaarheid leiden. Het gebeurde inderdaad: eene ijlende reis door Spanje, kinematografisch beschreven in ‘L'Espagne en Auto’, geeft aanleiding tot Demolder's modernste, pittigste, persoonlijkste boek, dat waar de uitspraak van het gemoed haar meest-individueelen vorm in krijgt, dat waar de maagdelijkheid van dat gemoed het overtuigendst uit blijkt, als de belofte van eene nieuwe reeks werken, waar de schrijver zich, buiten de ledepoppen om van zijne vroegere verhalen, het meest-rechtstreeksch zou uitspreken.
Helaas daar is niets meer van mogen komen: Demolder werd geteisterd door de ziekte van dezen die te gulzig het Leven hebben genoten, en lange jaren heeft het geduurd, vóór dat de Dood zich over hem ontfermde en de oogen sloot