-psychologen), biedt De Max, met een paradoxistischen wil die soms mishaagt, een verstandelijke, een cerebrale uitdieping, die volkomen strookt met de, bedoelde of onbewuste geesteshouding van wat wij onze jeugd noemen, - al gaat die jeugd stilaan naar het vijftigste jaar.
De Max trad op in tragedies, die voor klassiek-bij-uitstek gelden: in Racine's Britannicus en Andromaque. Wij kennen die werken heel goed; het laat ons toe, meer aandacht te wijden aan de interpretatie. Deze heeft ons, rechtuit gezeid, niet bevallen. Belet het echter, dat zij geheel deze is die bij dezen tijd past, in afwachting dat ze, gelouterd en verbreed, zonder nochtans van hare grondopvatting af te zien, de interpretatie van Morgen worde?
Britannicus is, in Racine's kostelijk oeuvre, het eerste werk-der-rijpheid. Volgens Voltaire ‘la pièce des connaisseurs’, is het het werk van het dertigste jaar, het werk van het bewuste kunnen, dat ook het volst met bedoelingen zit. Racine verklaart zelf: ‘Voici celle de mes tragédies que je puis dire que j'ai le plus travaillée.’ Met welgevallen voegt hij er aan toe: ‘si j'ai fait quelque chose de solide et qui mérite quelque louange, la plupart demeurent d'accord que c'est ce même Britannicus.’ - Het is om deze ‘solidité’ dat het den dichter ging; geen stuk zoo kloek gebouwd; geen (en dit is kenschetsend) waar het puurste eigendom van den dichter, de passie zoozeer opzettelijk in vermeden werd. Bij dien ernst, bij die stevigheid, komt de vastheid der dichterlijke factuur. Phèdre zal heel wat schoonere verzen bevatten: de vastheid der versificatie blijkt nergens volgehouden als in Britannicus. - Er is meer: Racine, de weeke, stelt zich