maar de al te langdradige tooneelen, die den Belgischen toeschouwer, hoe eerbiedig hij ook zij voor elke gevestigde reputatie, vervelen konden. En rechtuit gezeid, men heeft geen ongelijk gehad, als men de vertaalkunst van Paul Spaak in het oog houdt. Het talent van dezen dichter is een aanminnig-gemakkelijk talent; hij munt uit in het burgerlijk-poëtisch couplet, dat tot tranen toe ontroert; zijn milde gevoelens weet hij met overtuiging, zonder groote moeite, op den toeschouwer over te brengen. Hij verwierf een plaatselijken roem met een aantal trouwens verdienstelijke tooneelspelen in verzen, welke verzen van al te dichterlijke opgeschroefdheid vrij zijn. Dit verleent hem het recht te meenen, dat hij beter dan wie den smaak kent van het publiek inzake dramatische poëzie.
Nu is het een feit, dat er tusschen de dramatische poëzie van Paul Spaak en die van William Shakespeare verschil bestaat. Misschien kent gij Shakespeare genoeg, om dat verschil uit het bovenstaande af te leiden. Doch Paul Spaak kent zijn publiek: hij heeft dan ook zeker aan Shakespeare een dienst bewezen, door hem, bij inkortingen en omzetting in Spaak-taal, voor dat publiek kant en klaar te maken. En den Brusselaar is zijne vertaling dan ook ongetwijfeld de aangenaamste der wereld. In zijn kritiek over de vertooning van gisteren vraagt Lucien Solvay nogal nuchter: mag men Shakespeare vertalen? Paul Spaak meent van ja. Zeer zeker zijn er velen, behalve dan sommige vitzieke literatoren die hem groot gelijk zullen geven....
En om nu tot de opvoering te komen.... Maar heb ik het recht te vergeten, dat Royaards het waagspel bij u heeft aangedurfd, en, naar ik lezen mocht, met hoogst-