| |
| |
| |
Ons algemeen kiesrecht
Brussel, 10 April.
‘Nous l'avons en dansant, marquise, échappé belle!’
Ik weet niet of de Belgische regeering van citaten houdt, die eene gemakkelijke wijze-van-denken zijn. Maar ik weet wél dat ze, eene kleine drie weken lang, gedanst heeft.... op een vulkaan, volgens de rhetorikale deuntjes van een orkest, waarvan de oude heer Woeste de kapelmeester wilde zijn, die de maat sloeg... tegen de maat in, hetgeen, zooals men weet, het dansen bemoeilijkt. Nu is het dansen afgeloopen: bij algemeene instemming, althans in schijn, blijft de regeering aan het roer tot na de algemeene verkiezingen, die, naar men vermoedt, in October plaats zullen hebben; met algemeene stemmen, immers, werd het kiesontwerp der regeering in zijn princiep aangenomen, - princiep, dat echter met de kiemkern, den nucleus van een ouder princiep, werd aangedikt. Zelfs de heer Woeste stemde in, - al werd hij er misselijk van. En aldus werd vanavond, acht uur, het algemeen kiesrecht in België eene werkelijkheid.
Het is eigenlijk de vreemdste ‘historische dag’ die ik ooit in het Belgisch Parlement heb meegemaakt, ik, die er sedert ruim dertien jaar op historische dagen aas en teer. Een historische dag, die niet ter eere is van het parlementarisme. Een historische dag, die, uit de hoogte beschouwd, bewijst hoe wankel de grondslag onzer politieke partijen is; maar dan toch den troost oplevert dat men zoo goed als algemeen aangenomen ziet hoe noodig eendracht in dit arme land, en hoe dringend er eene waar- | |
| |
lijk-nationale regeering is.
Het is, gij weet het, uitgeloopen op een vergelijk; het was nochtans heel anders, ik bedoel heel nobel, begonnen. De twee eerste dagen der kieswet-bespreking waren inderdaad indrukwekkend. Het argument der ongrondwettelijkheid had men zoo goed als terzijde gelaten: hoe nog van grondwettelijkheid gesproken in eene Kamer die tegen de grondwet in vergaderde! Het ging dus nog alleen over beginselen, en, kon men nu ook aan de oprechtheid dier beginselen twijfelen, zij werden met eene nobele bedaardheid bevestigd. Twee-drie dagen lang hadden wij eene werkelijk-welsprekende Kamer, zooals in lang niet meer gebeurd was; geen eigenlijke stormloop: ieder behield zijn terrein, en het geleek wel een verstard tournooi, zooals op een schilderij.
Het bleef aldus, tot op het oogenblik dat de beginselen ophielden overtuigingen te zijn, om wapenen tot aanval en verweer te worden. Meteen hield het schouwspel op, behaaglijk te zijn, om angstwekkend te worden. Angstwekkend namelijk voor onze parlementaire mentaliteit. Die mentaliteit staat, men weet het, in het teeken van sentimenteel opportunisme. Er zijn nog heel wat menschen in België die, behoorend tot de burgerpartijen, niet dan eene zeer gematigde genegenheid koesteren voor het algemeen kiesrecht, en men kan er aan toevoegen dat aldus ook in petto de vertegenwoordigers, liberale én katholieke, van die Belgische burgers denken en voelen. Daar zijn echter de politieke noodwendigheden: men moet zijne plaats behouden in de zon, en zich zelfs inkrimpingen van die plaats getroosten om er niet gansch uit verdrongen te worden en met den schaduw te versmelten. Vóór
| |
| |
den oorlog al, in 1914, bij de laatste Belgische verkiezingen, had minister de Broqueville, toenmalige premier, verklaard, dat hij zou heengaan zoo de verkiezingen van 1916 niet plaats hadden naar het egalitair stelsel. Ik zou niet durven verzekeren dat heel de rechterzijde hem te dien tijde zou hebben gevolgd op die baan, die evenwijdig liep met de socialistische; bevestigen durf ik echter wél, dat onder den oorlog geen enkel rechter parlementslid nog zou hebben geaarzeld: het samenleven en -lijden van zoo goed als heel de Belgische jeugd had gedaante aan sommige denkbeelden gegeven, had er vleesch van gemaakt; het kwam er niet meer op aan of die denkbeelden gezond of logisch waren: het kwam aan op het feit, dat het drijfveeren, politieke drijfveeren waren geworden, en.... dat men er dus mede afrekenen moest. De houding van de liberalen in zake algemeen kiesrecht kon zuiverder heeten; zij hadden er trouwens minder kiesbelang bij; sedert jaren stonden zij algemeen kiesrecht op 25-jarigen leeftijd voor: de stap was klein, dien leeftijd van 25 op 21 te brengen. Katholieken en liberalen waren dus voor het socialistische stelsel gewonnen, en toen de socialisten in November jl. hunne deelneming in de regeering van het aanvaarden van dat stelsel afhankelijk maakten, was men bij rechte, dit overtollig en al te voorzichtig te achten. - Toen, dezer dagen, het kiesrechtdebat begon, was ieder het dus eens: het land kreeg gelijk en algemeen kiesrecht op 21 jaar, met zuivere toepassing van ondubbelzinnige evenredige vertegenwoordiging. Dit zou trouwens reeds aldus zijn geweest in 1916: de meeste katholieken waren er toen reeds voor gewonnen; vermoedelijk zelfs zonder toevoeging van kiesrecht voor de vrouwen: de over- | |
| |
winningen in 12 en in 14 gaven aan de rechterzijde genoeg vertrouwen, om het ook zonder de vrouwen te doen, al hadden zij toen reeds geleerd, het wapen van het vrouwenkiesrecht te hanteeren. - In 1919 waren echter de toestanden, ik
bedoel: de gevoelens, de sentimenten, en in eerste plaats de volkssentimentaliteit veranderd. Onder de soldaten stond de voormalige regeeringspartij in geen gunstig licht; daar het voor die partij aankwam op het volledig heroveren van het gezag, werd de suffragette eene dea ex machina; en de tweede week der bespreking, die heden is afgeloopen, leverde ons het schouwspel op van de vinnigheid, waarmede deze godes werd aangewend, hoofdzakelijk door sommige leden der oude regeering uit Le Havre, die in den heer Woeste den steun vonden van een historisch-gevestigde autoriteit. De regeering, met den premier Delacroix aan het hoofd, hield prachtig stand: zij deed haar best, de nobele lijnen der discussie te behouden. Maar de aanval van de meerderheid der rechterzijde, gericht tegen hare zes medeleden van het ministerie, was zóó heftig, dat het uitloopen moest op het compromis, dat gisteren en heden plaats greep. - België verkeert op dit oogenblik in eene te hachelijke positie, dan dat links niet zou worden toegegeven. Wij mochten het schouwspel niet opleveren van innerlijke verdeeldheid, op het oogenblik, dat wij tegenover het, zelfs bevriende, buitenland te bewijzen hebben, dat wij nog slechts in eendracht macht bezitten. Den socialisten moest de toegeving licht schijnen: zij hadden vrouwenkiesrecht op hun programma. De liberalen hielden het langst stand, bewust als ze zijn, dat gevoelspolitiek gevaarlijk is en blijft, vooral onder het bolsjewistisch dreigement. Door bemiddeling van Carton de Wiart kwam
| |
| |
echter het sentimenteel vergelijk tot stand: naast de mannen krijgen weduwen en moeders van gesneuvelden, en ook vrouwelijke politieke gevangenen het kiesrecht. Op den uitslag van de verkiezingen zal dit wel geen grooten invloed uitoefenen: de nieuwe kiesrechtvrouwen zullen geene veertigduizend in getal zijn, en kunnen dus slechts de verplaatsing van één of twee zetels bewerken. Maar zij zijn een kern die heel wat protoplasma aantrekken kan, als ik het aldus uitdrukken durf....
't Eigenaardige nu van dezen historischen dag ligt juist hierin, dat hij niet in de Kamer zelf, maar in de coulissen is afgespeeld. Van twee tot zes hebben wij zitten wachten op eene laatste openbare bespreking. De zittingzaal was schitterend: alle tribunes vol, behalve die der diplomaten die zich de Belgische zaken blijkbaar niet aantrekken. Maar in de Koninklijke loge de intelligentste vertegenwoordigers van de hofhouding; in de ruimte die der pers is voorbehouden de opwinding der groote dagen; in de tribunes van het publiek een steeds wassend getij van nieuwsgierigen. Alleen ontbraken.... de volksvertegenwoordigers, behalve Demblon die, naar oude gewoonte, de Larousse te bestudeeren zat. Al de anderen vergaderden in buitengewone en geheime commissies. En dat duurde ruim vier uur: vier uur dat het parlementarisme bewees, hoe de politiek de kunst der mogelijkheden is, die men niet bereikt dan in het duister, en bij tasten....
Intusschen bezitten wij algemeen kiesrecht: het sentimenteelste algemeen kiesrecht der wereld. Het brengt misschien bevrediging onder de millioenen misnoegden die voor het oogenblik in België rondloopen. Misschien zelfs houdt het een ook hier dreigend bolchevisme tegen, - bol- | |
| |
chevisme dat het toppunt is van sociale en politieke sentimentaliteit. Dat het tevens, zooals het ons thans geboden wordt, de deur opent aan heel wat parlementair getwist, staat vast. De nationale regeering van thans heeft het verzekerd en voor nog enkele maanden bevestigd: wie trouwens, behalve wellicht de heer Woeste, zou de verantwoordelijkheid hebben durven dragen, ze omver te werpen op een oogenblik als dit? Maar of het de nationale eendracht verzekert, of het zelfs maar eenige zekerheid geeft voor de gedaante der Belgische toekomst.....
N.R.C., 16 April 1919.
|
|