Behalve dan voor den Minister en een vijftal hoofdingenieurs, met dewelke ik hem in drukke conferentie vind.
- ‘Want,’ zegt hij mij schalksch, ‘ik ben niet meer dan een letterzetterken, dan het typograafje, dat ik was in mijne verre jeugd.
Ik bedoel dat ik, als toen, niet meer bezit dan goede intenties en goeden wil, met veel werkkracht daarbij. Ik heb mij dan ook maar onmiddellijk aan het werk gezet, en heb daar van meet af eene dubbele vreugde aan te danken. Mijne ingenieurs hadden op mij niet gewacht om uit eigen beweging rapport op te maken over al hetgeen ons hier aan werk te wachten stond. En ten tweede: mijn vriend Coppieters, de senator en groote aannemer, dien gij kent, heeft zich met zijne uitgebreide ervaring en diepgaande vakkennis te mijner beschikking gesteld, en daar ben ik hem zeer dankbaar voor. Want, zelfs zonder ambtenaren, kunnen wij van nu af aan prachtig vooruit, en ik smaak het genoegen, al heel wat bereikt te hebben.
‘Zoo, bijvoorbeeld, te Antwerpen. Van heden af is de haven toegankelijk. Zij heeft een diepte van twee en dertig voet bij hoogtij, van twintig voet bij laagwater. De haastigste baggerwerkers zijn volop aan den gang: de Schelde is weêr eindelijk bevaarbaar en het land zal daar weldra de vruchten van genieten.
Te Oostende is Engeland ons prachtig ter hulp gekomen; reeds bezit ik een in alle onderdeelen volledig rapport over de aldaar uit te voeren werken; men heeft er niet op gewacht om die werken uit te voeren. De “Vindictive” is vlot; de haven is niet meer geblokkeerd; men arbeidt er met koortsigen spoed; ik hoop, dat zij weldra te gebruiken zal zijn. - Wat Zeebrugge betreft, onderhandelin-