| |
| |
| |
De nieuwe dagen
XII
Intrede van koning Albert te Brussel
In de kamer
Brussel, 22 November.
Terwijl voor het Paleis der Natie eene onoverzienlijke menigte den koning afwachtte en de troepen, die hem volgden, hield het aftredende kabinetshoofd, de heer Gérard Cooreman, eene rede, die, ik moet het zeggen, zonder groote aandacht werd aangehoord. De heer Cooreman had de katheder beklommen, wat in onze Kamer niet dan in gewichtige oogenblikken gebeurt. Was het, omdat het gewicht van het oogenblik ditmaal buiten het Kamergebouw lag, dat de heer Cooreman niet geheel naar verdienste werd beluisterd? Het was een geloop zonder groote beleefdheid onder de leden van Eerste en van Tweede Kamer, blijkbaar is er het parlementaire leven nog niet gansch in. En het dient gezeid, wat de heer Cooreman te vertellen had, kon men zich best voorstellen, zonder er zich bovenmatige spanning der hersenen voor te moeten geven.
Zal ik er bij verwijlen? Het was het vereffenen van eene rekening, met wat daarbij behoorde aan lof, ook voor diegenen die aan ons oorlogsministerie niet hebben medegewerkt. De heer Cooreman droeg het voor met de waardigheid van den volbrachten plicht, - eene houding die, iedereen zal het gaarne erkennen, volkomen is te wettigen. Hij zei wat zijn kabinet had verricht; het is verre van
| |
| |
gering te schatten en wij weten zeer goed dat het den Belgischen naam gediend heeft en hooggehouden, ook buiten den kring der geallieerde naties. De heer Cooreman was trouwens zeer goed ingelicht over de wijze, waarop de actie van zijn ministerie hier in het land doeltreffend werd aangevuld. Hij liet, zooals ik zei, recht wedervaren aan wie, ook buiten zijn beheer, recht toekwam. Dat is een nobel gedrag, dat ons van hem geenszins verwondert. Op zijne redevoering kom ik te gepasten tijde terug; er is wel, mede als commentaar op de troonrede, een en ander over te vertellen.
De heer Cooreman had niet half uitgesproken, of de kamer liep zoo goed als leeg: de Koning was, van af het perron van het Paleis der Natie, onder gejuich dat ons nu en dan tegenwalmde, de troepen aan het schouwen die aan Hem en het Brusselsche volk, een uur lang, voorbijtrokken. De heer Cooreman schijnt er zelf wel eenigszins den moed bij te verliezen, hij wordt slap in zijne voordracht, en de kamer schijnt het hem niet kwalijk te nemen. Ik neem ze op, die Kamer, en merk dat zij er democratisch uitziet. Geen enkel minister draagt zijn uniform; gezel Vandervelde is zelfs in jaquette verschenen. Slechts twee drie leden zijn in frac, als oberkellners; zij lijken er dan ook geenszins fier om. En het is slechts als de bloed-roode kardinaal Mercier in zijne groote smalle gestalte verschijnt, en plaats neemt naast den staalijzere rok van Burgemeester Max, dat in de zaal eenige kleur komt.
Ook van den Koninklijken stoet gaat geen kleur uit. De Kamer is weer volgeloopen: de revue is ten einde. Een huissier roept: ‘La Reine’. Zeer bescheiden treedt, onder
| |
| |
applaus, onze beminnelijke Koningin binnen, gaat, met hare twee jongste kinderen, plaats nemen op het podium, waar slechts ééne enkele hofdame wacht, draagt, over haar verpleegsterkleed, een grooten kakimantel met grauw opossumbont. Zij is uiterst ernstig. Speelsch is, als ook vóór den oorlog, prins Karel in zijn marineuniform; hij vergist zich van zetel, lijkt nog niet volkomen op de hoogte van het protocol, waar zijn jongere zuster, onze schoone, slanke Marie-José, hem les kon in geven. Iedereen zegt: wat is ze groot geworden! En wij denken allen aan de Belgische kinderen, die, na ruim vier jaar afwezig en in den vreemde, ons zullen komen bewijzen dat wij, die bleven, vier jaar ouder zijn geworden, die wel tellen voor tien...
‘Le Roi!’ roept de luide huissier. De Koning bestijgt het kamerbureel; de zeventienjarige kroonprins met zijn vroegrijp gezicht neemt plaats aan zijne linker zijde. De Kamer juicht luide toe. De Koning imponeert met kort gebaar stilte, en zegt: ‘Je prie les représentants de la nation de s'asseoir.’ Terwijl hij het zegt maakt zich een groote verwondering van ons meester: de Koning is physisch weinig veranderd. Zijn stemgeluid zegt het echter duidelijk: daar heeft bij deze man eene groote moreele wijziging plaats gehad. Verlegen en linksch voorbij trekt, komt de Koning terug met een zelfbewustheid van waarlijk een man, die voor een grooten plicht staat. En dat is vooral in het geluid te hooren, het heeft alle haperigheid verloren; het is vol en mannelijk geworden; terwijl hij de troonrede voorleest, onderlijnt de Koning ze met korte, maar losse en toch besliste gebaren, hetgeen de beslistheid van zijn optreden verhoogt. Hij zegt:
| |
| |
Mijne Heeren,
Ik breng U den groet van het leger!
Wij komen van den Yzer, mijne soldaten en ik, door onze steden en velden, van vijanden vrij.
En thans bevind ik mij hier voor 's Lands vertegenwoordigers.
Vóór vier jaar, hebt gij mij het leger der Natie toevertrouwd ter verdediging van het bedreigde Vaderland; ik kom U rekenschap geven van mijne daden. Ik kom U melden wat de soldaten van België geweest zijn, welk uithoudingsvermogen zij hebben doen blijken, welken moed en welke dapperheid zij ten toon gespreid hebben, welke buitengewone uitslagen zij door hunne inspanning verkregen hebben.
Door welke regels heb ik mij laten leiden in den loop van dezen langdurigen oorlog?
Eenerzijds, binnen het gebied van het mogelijke, onze internationale verplichtingen in haren vollen omvang te vervullen, en mede den luister onzer Natie te vrijwaren, plichten waaraan een volk, dat in de algemeene achting hoog wil staan, getrouw moet blijven; anderzijds, met het bloed onzer soldaten zuinig te zijn, hun stoffelijk en zedelijk welzijn te verzekeren, hun lijden te verzachten.
Tijdens den veldtocht van 1914 waren de krijgsverrichtingen van het Belgische leger van zulk ingrijpenden aard, dat zij de groote verbonden legers in staat stelden het machtig Duitsch offensief te stuiten op de lijn, waar het gedurende vier jaar tot staan werd gedwongen.
't Is in dien veldtocht, dat de vrijheid der wereld zich werkelijk afspeelt; de reuzenstrijd, die in België en in Frankrijk wordt gevoerd, moet uitmaken of het inder- | |
| |
daad de Duitsche macht is, die over het menschdom de heerschappij zal voeren.
De verbonden natiën waren niet in gelijke mate gereed om, uit al hunne krachten, den ontzettenden schok te doorstaan, die op handen was.
Slechts twee daarvan, Frankrijk en Rusland, waren in staat zich, zonder groot tijdverlies, te lande te verzetten tegen de onderneming van de centrale rijken, welke door eene lange en nauwgezette voorbereiding het toppunt hunner macht hadden bereikt.
Aan het Belgische leger viel de verheven, doch gevaarvolle taak ten deel, post te vatten waar de Duitsche staf, zeker van den uitslag, zijn grootste en beste krachten zou doen optreden.
Gedurende twee en halve maand streed het Belgische leger gansch alleen op de gansche uitgestrektheid van het grondgebied, van Luik tot Antwerpen, vervolgens van Antwerpen tot den Yzer: het verijdelde vooreerst de eerste en stoutmoedige pogingen van den invallenden vijand; daarna vertraagde en beperkte het de bewegingen van den machtigen aanvaller; eindelijk, door den langen en heldhaftigen slag, welken het leverde op den Yzer, droeg het bij tot het bepaald stuiten van de Duitsche troepen.
De veldtocht van 1915 nam aanvang onder betere omstandigheden; Groot-Britannië bracht machtige legers tot stand en Italië verleende zijne gewichtige medewerking aan de Entente. Thans gingen vier groote militaire volkeren den strijd aangaan tegen de Centrale Staten.
Na weldra heringericht te zijn, dank zij de vaderlandsliefde van die vurige jongelingschap, welke trots alle gevaren de grenzen overstak om zich ten dienste van het
| |
| |
Vaderland te stellen, nam het leger, in de modderige loopgraven van den Yzer, de laatste vesting waar het onze driekleur had geplant, een aanvang met de trouwe wacht, die zij rusteloos, onvermoeibaar, gedurende bijna vier jaar zou moeten houden.
Het weerstond er talrijke en harde gevechten om het bezit daarvan ongeschonden te behouden: met geduld wachtte het den dag af, waarop het eindelijk mogelijk zou zijn uit die stellingen te treden, den vijand te verslaan en hem te verjagen.
Het jaar 1918 bracht dien zoo vurig verlangden dag mee.
Amerika, nieuwe en machtige bondgenoot had den druk van zijne grootsche en geestdriftige poging gevoegd bij dien van de overige natiën:: dat deed den geduchten vijand wankelen.
Dit oogenblik verkoos het Belgische leger.
Den 28sten September, bij het aanbreken van den dag, spant het al zijne kracht in en valt de vijandelijke linies aan: met een enkelen, doch onweerstaanbaren en grootschen ruk overwint het dien kant van Vlaanderen's grond, welke tot dan toe aan de aanvallen van de moedigste troepen had weerstaan.
Na die gedenkwaardige dagen viel het den vijand voortdurend aan en vervolgde hem aan de zijde van de verbonden legers tot den dag waarop de vijand gedwongen werd te verklaren, dat hij overwonnen was.
Ik besluit dit beknopt verhaal van onze krijgsverrichtingen, en zeg tot u allen: met trots kan België terugzien op de taak, door zijn leger vervuld; in den loop van dezen strijd zonder weergâ heeft het leger ten volle zijn plicht
| |
| |
gedaan; het heeft het nationale aanzien en den roem van onze wapenen hoog opgevoerd; het heeft aan de gansche wereld een onschatbaren dienst bewezen. (Toejuichingen.)
Ik heb een anderen plicht te vervullen, met name getuigenis af te leggen van de prachtige krijgsmansdeugden van de geallieerde legers, die op den vaderlandschen bodem hebben gestreden, in broederlijke vereeniging met de onze, en allen bezield met een zelfde ideaal en een zelfde offervaardigheid. Eere den soldaten van Frankrijk, Engeland en Amerika, die ons ter hulpe zijn gesneld! Eerbiedig buig ik neêr voor hen, die zijn gesneuveld en die in onzen, ten eeuwigen dage heiligen bodem rusten: erkentelijk zal België hun roemrijk aandenken bewaren. (Toejuichingen, heel de vergadering staat recht.)
Eere ook voor onze dooden, onze roemrijke dooden; voor hen die zijn gevallen in 't aangezicht des vijands, op de slagvelden en vóór 't executiepeleton; voor hen die 't leven hebben verloren in den ijzerdraad langs de Hollandsche grens; voor hen die laffelijk vermoord zijn geworden; voor hen die in de gevangenissen en in de gruwelijke concentratiekampen martelingen hebben geleden, voor hen die van leed en ellende zijn omgekomen. Allen hebben den dank van het vaderland verdiend. Hunne namen wezen toegevoegd aan die van de strijders van 1830, in ons Pantheon, ginder, op het Martelaarsplein! (Toejuichingen.)
Mijne Heeren,
Ik hecht er prijs aan, het bezette land geluk te wenschen met zijn edele houding onder het Duitsche juk.
Eerst denk ik aan de ouders der soldaten, welke gedurende nagenoeg vier en een half jaar van de minste tij- | |
| |
ding bleven verstoken. Terwijl de strijders der andere legers met hunne bloed- en aanverwanten in verbinding bleven, en de eenen zoowel als de anderen uit deze hartelijke briefwisseling en uit periodieke verloven, de noodige versterking hunner krachten putten, bleven de Belgen van 't buitenland en van 't binnenland gescheiden door een muur, dien met den dag moeilijker te overschrijden bleek. Ten spijte van de vernuftige en bewonderenswaardige pogingen dergenen, die, op gevaar hunner vrijheid af, zich hebben ingespannen om een zoo druk mogelijk verkeer in stand te houden, heeft de oorlog onzen kinderen aan het front en hunnen ouders bij den haard, de oneindig gerekte foltering doen ondervinden van te leven en te lijden zonder te weten welke toekomst hun te wachten stond. Met welke manhaftigheid werd door het gansche Belgische volk, die zoo langdurige en zoo wreede proef doorstaan! Dag aan dag moest zij iets nijpends toevoegen aan de stoffelijke ontberingen, aan de bezorgdheid voor den dag van morgen, aan de stijgende ellende. De veelvuldigheid der werken van onderstand, zoo prachtig ontloken naarmate de behoeften zich lieten gevoelen, heeft tempering in de scherpheid van zulk regiem gebracht. Men heeft alle maatschappelijke standen, met een zelfden geest van eensgezindheid en genegenheid bezield, in innig verband tot elkaar zien treden om smart en onheil te lenigen: eens te meer hebben de vrouwen getoond wat men mag verwachten van hare goedheid, en van dat helder doorzicht, dat haar de te helen wonde en de te troosten smart doet ontdekken. De edele gevoelens van solidariteit hielden in gansch het land de hechtste banden bijeen, en zij zijn het levend bewijs eener in de toekomst onverbrekelijke
| |
| |
eendracht. De op edele wijze gedeelde en met een hoog hart gedragen smart is een gemeenschappelijk erfdeel geworden; zij heeft door den tijd heen, onder gansch de bevolking, dat rein vertrouwen gehandhaafd, hetwelk de gebeurtenissen ten volle gerechtvaardigd hebben.
Mijne Heeren,
Men zou niet begrijpen dat de vruchtbare eendracht, waar de Belgen tijdens den oorlog zulk een prachtig voorbeeld van hebben gegeven, reeds daags na de bevrijding van het grondgebied, plaats zou maken voor ijdele twisten. Deze eendracht behoort in de huidige omstandigheden te blijven bestaan. (Goedkeuring.)
Dit is de bestaansreden voor de samenstelling van het nieuwe ministerie dat zich bereid heeft verklaard, waar zij was onderbroken, de moeilijke taak over te nemen, welke de twee vorige kabinetten in beangstigende omstandigheden hebben verricht met een vaderlandsliefde die nooit heeft gefaald.
Het Land zal er zich in verheugen, dat de volksvertegenwoordiging weer met de regeering in verbinding treedt, in afwachting dat spoedig de dag aanbreekt, waarop het door middel van verkiezingen geraadpleegd zal kunnen worden, nadat zij, die door den oorlog uit het land werden verwijderd, teruggekeerd zullen zijn en na de noodige voorbereiding.
Uit het leed, gelijkelijk in geduld gedragen, zijn gelijke rechten geboren ter uitdrukking van 's volks verzuchtingen. De regeering zal bij de Kamers een voorstel indienen om, in vaderlandslievende verstandhouding, de oude hindernissen weg te ruimen en de nationale raadple- | |
| |
ging plaats te doen hebben op den grondslag van gelijk stemrecht voor al de mannen, die den leeftijd hebben bereikt, vereischt om de burgerlijke rechten te kunnen uitoefenen. (Toejuichingen.)
Tot deze raadpleging plaats zal kunnen hebben, zal het Parlement zich uit te spreken hebben omtrent eene reeks dringende wetten, waarvan het doel zal zijn, de onmiddellijke gevolgen van den oorlog te keer te gaan, inzonderheid ter bewerking van den spoedigen terugkeer van allen die, om verschillende oorzaken, van den vaderlandschen grond verwijderd zijn gehouden.
's Lands bestuur, gedurende de lange bezetting onderste boven gekeerd, moet worden hersteld met een zelfde aandrift, als waarvan onze soldaten in critische oogenblikken getuigden. Dit groote werk vereischt de medewerking - benevens de ministers en hunne departementen - van regeeringscommissies van vakkundigen of specialisten, met name uit de leiders onzer bedrijven, de financiewereld en de volksklasse gekozen. Van deze nauwe samenwerking van al de levende krachten der natie kan het land de volle ontwikkeling van zijn vitaliteit en van zijne economische ontplooiing naar buiten verwachten. In samenwerking met deze Raden van State, zullen de bevoegde ministers de zoo beproefde arbeidersklasse begiftigen met wat noodig is voor hare lichamelijke, zedelijke en verstandelijke ontwikkeling, ter naleving van de grondbeginselen eener welbegrepen volkshygiëne en ter doelmatige bestrijding van de drankplaag.
De beoefening van den godsdienst, die in de dagen van smartelijke beproeving, voor de geloovigen een zoo troostende toevlucht was, is in het leger nooit eene belemme- | |
| |
ring voor 't vriendelijk verkeer geweest; hoe zou dan uit een verschil van inzicht op dat gebied eene bron van verdeeldheid in het burgerlijk en politiek leven kunnen ontwellen? De wetten en dezer uitvoering behooren samen te werken om van deze beginselen eene werkelijkheid te maken.
De zoo veelomvattende taak van 's Rijks voeding tijdens den oorlog, welke, te midden der bezwaren van de ure, dank zij den steun van de Vereenigde Staten, van Spanje en van Nederland, ten uitvoer kon worden gebracht, zal moeten aangehouden worden met de medehulp der inrichtingen, die tot dusver den last op zich genomen hebben, en die niet zullen weigeren aan de regeering hunne zoo toegewijde en zoo vernuftige diensten te verleenen met zich aan het ministerie van nijverheid en arbeid te verbinden. Eveneens behoort het aankoopkantoor, hetwelk onder staatstoezicht fungeert, en aan het ministerie van economische zaken is verbonden, zijne bedrijvigheid op peil te houden ter herinrichting der nijverheid en ter nieuwe voorziening van grondstoffen.
De weergalooze schade en verwoestingen door den oorlog aan de particulieren veroorzaakt, zullen, in een gemeenschappelijk belang, volledig en snel herstel vorderen. De uitwerking dier verdelgingen heeft uitgewezen hoezeer alles in het economische leven in elkander grijpt: de fabriek staat tot de arbeiders gelijk de arbeiders tot de handelaars, en dezen tot de vrije beroepen staan.
Vernieling van een onderdeel volstaat om gansch het raderwerk stop te zetten. Deze solidariteit gebiedt het sluiten van een eerlijk verbond tusschen Kapitaal en Arbeid, verbond van onderlinge medehulp en van streven,
| |
| |
met billijke en stelselmatige verdeeling der vruchten van dat gemeenschappelijk streven, ten einde paal en perk te stellen aan twisten, welke, door hunne scherpheid zelve, de belangen van beide partijen benadeelen.
Als de wetgever zal worden aanzocht zulke bevergemakkelijking der mededinging op de vreemde markten, zal de regeering ervoor zorgen, om terzelfdertijd en door dezelfde bekrachtigingen, inzonderheid door de syndicale vrijheid, het evenwicht te verzekeren tusschen de belangen van werkgevers en werknemers, wanneer zulke belangen met elkander in strijd mochten zijn.
De noodzakelijkheid van een vruchtbare eendracht vereischt de oprechte samenwerking van al de kinderen van een zelfde vaderland zonder onderscheid van oorsprong of taal; op dit gebied der talen zal de strengste gelijkheid en de volstrekte gerechtigheidszin voorzitten bij het uitwerken der ontwerpen, die de regeering aan de nationale vertegenwoordiging onderwerpen zal. Op die wijze zal een verstandhouding ontstaan die de eenheid en onverdeelbaarheid van het land bestendigen zullen, zooals zij zich gedurende den oorlog geopenbaard hebben door zooveel bloedoffers. Een wederkeerige eerbied der belangen van Vlamingen en Walen moet het bestuur doordringen, elkeen de zekerheid geven, in zijn taal verstaan te worden en hem zijn volle verstandelijke ontwikkeling te verzekeren, namelijk in het hooger onderwijs.
Dat de ambtenaar, de magistraat, de officier de taal moeten kennen van hen die zij besturen, is een grondregel der billijkheid. Het belang zelf van het land brengt mee dat elke van onze twee bevolkingen in hare taal ten volle hare persoonlijkheid, hare oorspronkelijkheid, hare ver- | |
| |
standelijke gaven en haren aanleg voor kunst ontwikkelen kunne. De regeering zal het Parlement voorstellen van nu af aan de grondvesten te leggen van een Vlaamsche Hoogeschool te Gent, behoudens het recht van de Kamers die uit de verkiezingen zullen ontstaan, de bepaalde vormen en wijze te regelen.
Voor de drijverijen van hen, die op het pijnlijk uur dat de toekomst van het land in gevaar was, tot doel hadden het heelemaal ten val te brengen, is geen amnestie denkelijk. De Vlaamsche bevolkingen zelf hebben die drijverijen reeds geschandvlekt, maar de schuldigen moeten de strengheid van een rechtvaardige straf ondergaan.
De opschorsing van de werking van het gerecht, aan de rechterlijke macht gedurende den harden tijd van de bezetting opgelegd, was stellig oorzaak, dat vele zaken achterstallig zijn en de algeheele ontreddering van het handelsleven schijnt den toestand nog te zullen verergeren. Deze gebeurtenissen doen het uur slaan van diepgaande hervormingen in de rechterlijke inrichting, hervormingen, die sedert lang gewenscht werden door rechtsgeleerden en rechtsbedeelden.
Mijne Heeren. Door de volharding, het stoïcisme, den heldenmoed van zijn leger en van zijn volk, heeft België de sympathie en de bewondering van de wereld veroverd. In hare oogen werd het, sedert de eerste dagen van de tragische crisis, waarin het geslingerd werd, de geheiligde uitdrukking van de zaak van het recht.
Steeds getrouw aan zijne plichten en ten onrechte aangevallen, heeft het de wapenen opgenomen om zijne eer en zijne onafhankelijkheid te verdedigen. Het treedt uit den strijd, gekneusd, doch trotsch en met glorie omgeven.
| |
| |
Het zegevierende België, niet meer omkneld door de onzijdigheid opgelegd door de verdragen waarvan de oorlog de grondslagen heeft geschokt, zal volkomen onafhankelijk zijn.
Die verdragen, welke zijnen toestand in Europa bepaalden, hebben het niet beschermd tegen den afschuwelijksten aanslag. Zij mogen de crisis, waarvan het land het slachtoffer was, niet overleven. België, hersteld in al zijne rechten, zal zijne zaken volgens zijne behoeften en zijn strevingen oppermachtig regelen. In zijn nieuw statuut zal het de waarborgen moeten vinden, die het moeten bevrijden van het gevaar van volgende aanvallen. Het zal de plaats innemen, die met zijne waardigheid en zijnen rang overeenstemt, in de aanstaande internationale regeling, gegrond op de rechtvaardigheid.
De vreemde inval en bezetting hebben aan het land, aan zijne inwoners en aan hunne goederen, aan zijne nijverheid, aan zijnen handel en aan zijnen landbouw ontzaglijke schade toegebracht, welke de vijand volkomen herstellen moet.
Van het begin der vijandelijkheden af trachtte België, om te voldoen aan zijnen plicht op internationaal gebied, te vermijden dat de oorlog zich ook tot het conventioneel Congogebied zou uitstrekken. Vergeefsche moeite!
Ook hier verplichtte de aanval van Duitschland ons tot den strijd. Ons koloniaal leger deed zijn plicht ten volle onder soms zeer moeilijke omstandigheden. De gebeurtenissen van den oorlog in Afrika, de gehechtheid van de inlandsche bevolkingen aan de regeering, de gedane vooruitgang hebben onverbreekbare banden tusschen België en Congo gesmeed. België heeft het bij het overnemen van Congo- | |
| |
land plechtig en uit eigen beweging verklaard: de bescherming en het welzijn van de inboorlingen zullen wij in de eerste plaats ter harte nemen; dit is overigens een vereischte in 't belang van de ontwikkeling der kolonie; en wij zijn vast besloten ons alle noodige offers op te leggen om onze beschavende zending in Afrika voort te zetten en te voltrekken.
De natie zal er naar streven in de kolonie de vervoerwegen te vermeerderen, een hoofdvoorwaarde om zijne groote natuurlijke rijkdommen te waarde te maken. Zij beschouwt haar koloniaal gebied als een onafscheidbaar deel van het land en als een eerste vereischte van zijn opbeuring en van zijn grootheid in de toekomst.
De openbare meening, vroeger al te onverschillig voor wat daarbuiten leefde, verdiepte zich in besprekingen over binnenlandsche vraagstukken. Thans, door de ervaring geleerd en bewust van de plaats, welke België in de wereld heeft verworven, zal zij, met vaderlandslievende zorg, hare aandacht wijden aan de buitenlandsche kwesties en zal zij aldus een krachtige steun zijn voor den arbeid der regeering.
De sterke banden van vriendschap, die België om zich heen heeft gevoeld, zullen, ik weet het, in den vrede even hecht blijven als zij onder de beproevingen van den oorlog hecht zijn gebleken. Die vriendschap zal het Land helpen bij 't vernieuwen van zijne werktuigen en zijne voorraden en bij 't herstellen van zijn economisch leven. Langs den weg van handelsovereenkomsten met de groote verbondene Rijken, zal België van dezen moeten verkrijgen, dat nieuwe afzetgebieden vrij en ruim zullen opengezet worden en dat de toekomst van de Antwerpsche haven worde
| |
| |
verzekerd.
De Natie brengt een luide en eensgezinde hulde aan al de gealliëerde en geassocieerde Rijken, die, met haar, dezen heroïschen oorlog voor de verdediging van Recht en Vrijheid hebben uitgevochten tot den zege: aan Frankrijk en aan het Britsche Rijk, aan hunne soldaten en hunne zeelieden, wier heldendaden de wereld hebben doen trillen van bewondering; aan het Amerikaansche volk, dat België heeft gered van den hongersnood en welke zonen over den Oceaan zijn getrokken om de Kracht ten dienste van het recht te stellen; aan Italië, waar onze zaak zulke vurige sympathie heeft verwekt; aan Japan, aan Servië dat zooveel heeft geleden en gestreden.
De gemeenschappelijkheid van de offers, van het lijden en van de hoop heeft tusschen hen en ons een vriendschap en een zedelijke solidariteit gesmeed, die door den tijd niet zullen verzwakt worden.
Mijne Heeren,
Onder de groote lessen van dezen oorlog is er geene die aangrijpender is dan de politieke en maatschappelijke ontreddering van natiën, die voorheen zoo voorspoedig waren.
Orde is de grondslag van het maatschappelijk leven; zonder haar kan het zich niet ontwikkelen. Maar de vruchtbare orde bestaat niet in een opgelegde onderworpenheid noch in de uitwerkselen van een uiterlijken dwang; zij moet bestaan in de overeenkomst van de harten en van den wil. Zoo blijkt de geest van broederlijkheid en verstandhouding een burgerplicht met hetzelfde recht als de zorg om de orde te handhaven.
| |
| |
Aan het werk dus, Mijne Heeren! Dat God u helpe om van België een steeds eensgezind Vaderland te maken, meer en meer waardig om door zijne kinderen bemind te worden.
Onder lange toejuichingen loopt deze vormschoone rede ten einde. De indruk, die vooral het nieuwe ministerie toekomt, is bijzonder goed. Het is het oogenblik niet om ze uit te pluizen: daar komt, zooals ik u zei, een nieuwe brief over. Laat het volstaan, met de meening, dat de Kamer voldaan schijnt, - hetgeen voor sommigen onder het publiek misschien niet geheel het geval is. De besliste houding echter van den Koning imponeert ieder.
Deze trekt zich met zijn gevolg terug. Eindelijk mag hij, tot bij de ontvangst in het Stadhuis, eenige rust gaan nemen: hij heeft ze zoowaar niet gestolen.
Onze correspondent te Brussel meldt ons:
Op het laatste oogenblik heeft nog een wijziging in de samenstelling van het Nationaal Ministerie plaats gehad: baron Ruzette, oud-gouverneur van West-Vlaanderen, vervangt aan landbouw den heer Van de Vijvere.
Zijn verder, behalve de heeren Max en Franqui, tot minister van state benoemd, de oud-ministers Paul Segers, Aloïs Van de Vijvere, Levie en Carton de Wiart, oud-senator van Hoegaerden en de bekende philantroop en socioloog Ernest Solvay.
N.R.C., 23 November 1918.
|
|