dag reden nog auto's met vijandige officieren; zij zagen er norsch uit; zij kozen de meest-verlaten straten om te vluchten. Maar linksche affiches hadden de volledige bevrijding, die eindelijke schoonmaak van in den prillen ochtend aangekondigd.
Om tien uur had, onder bazuingeschal, de waarnemende burgemeester Lemonnier de volledige ontruiming afgekondigd. Een optocht werd ingericht, waarin de eerbiedwaardige vlaggen van 1830 gedragen werden, en die op de Martelaarsplaats de helden der Belgische Revolutie gedenken ging op het oogenblik dat ons grondgebied van de Duitsche benden werd bevrijd.
Kort na den middag rees nog de hooge feestelijke stemming: Burgemeester Max zou op het stadhuis worden ontvangen. Ik woonde die feestzitting bij: zij was onvergetelijk, en ik kom er in een afzonderlijken brief op terug. Laat het voor het oogenblik volstaan met de vermelding dat, bij het verlaten van het stadhuis, den heer van Vollenhoven, uw minister te Brussel, eene lange ovatie te beurt viel.
Maar tezelfder tijd vernamen wij de ramp. Terwijl in en buiten het stadhuis de feestvreugde heerschte, was aan beide uiteinden van Brussel de ontstellendste ramp ontstaan, die men zich kan denken. Vreemd genoeg: de feestroes is er niet door gebroken geworden. Aan het Zuiderstation moeten honderd-vijftig lijken liggen: een paar straten verder host en zingt de gelukkige menigte....
Ik kan het hier voor het oogenblik niet over hebben: ik kan de gelegenheid niet laten voorbijgaan, die u dezen brief spoedig bezorgen moet. Ik verzoek voor verdere bijzonderheden om krediet: wil het mij toestaan.
N.R.C., 21 November 1918.