om dezelfde reden, zich eveneens en evenzeer gestreeld voelen. Men gaat zich inbeelden, werkelijk ‘iemand’ geworden te zijn, een wezen dat men ontziet, - zij het dan ook van uit de hoogte en negatief. En men eindigt met er niet meer buiten te kunnen, het als een behoefte gewaar te worden.
Zoolang het, wel te verstaan, geen vermeerderde belemmering wordt van vrij doen en laten. Dat doen en laten is immers al beperkt genoeg, en worden de maatregelen, op ieder toepasselijk, voor u verscherpt tot persoonlijke berooving der vrijheid of zelfs maar den schijn daarvan, dan gaat men licht den last van dat ijdel eigenwaardegevoel dragen, en men wenscht al gauw, liefst maar niet langer voor gevaarlijk te worden gehouden.
Ik-zelf heb het ondervonden. Waarmede ik geenszins bedoel dat het mij ooit aangenaam heeft aangedaan, mij voor gevaarlijk of verdacht te voelen versleten. Maar, omdat ik, niettegenstaande dat... gebrek, tot tweemaal toe heb ervaren dat, ook daarbuiten, het mangel aan vertrouwen vanwege de bezettende macht, zij moge algemeen zijn en geen personen kennen, toch minder-pleizierige gevolgen hebben kan.
Om op mijn onderwerp te komen: uw geheugen kan niet zoo defect zijn, dan dat gij zoudt hebben vergeten hoe ik einde-Juli van Brussel naar Gent vertrok. Sedert maanden had ik een pas aangevraagd. Ik moet bekennen, dat men hem mij niet had geweigerd. Maar... gekregen had ik hem toch ook niet. De reden? Men zei ze niet, dan fluisterend, en dan nog niet eens in mijn eigen oor; maar men kon ze overal lezen: Spionengefahr. - Had men, na al die maanden, leeren inzien dat ik voor spion niet bruik-