nemen kan dan die van een duif. Maar de duiven mogen niet uitvliegen in België of de Duitschers schieten er op! Ik dank er voor! Spreek er eens over met God den Vader: hij is de oudste, hij!’
De paus bij God den Vader. - ‘Ja, Benedictus’ zei deze, ‘ge hebt, gij, geen ongelijk. Wacht een beetje: ik ga mee!’
En God den Vader gaat bij Sinte Pieter: ‘Petrus jongen,’ zegt hij, ‘leen mij uwen mantel.’
- ‘Waarom te doen?’ vraagt Petrus, achterdochtig.
- ‘Om er mee naar België te gaan,’ zegt God de Vader.
- ‘Neen-neen!’ roept Petrus uit, ‘mijn mantel krijgt gij niet: de Duitschers zouden hem in België opeischen! Wilt gij daar naar toe, het is uwe zaak. Maar mijn mantel krijgt gij niet mee!’
Bij dit antwoord dacht God een tijdeken na, en hij vond dat Petrus geen ongelijk had. En hij dacht nog verder na, en zei bij zich-zelf dat hij misschien beter zou doen, naar de aarde niet te gaan: de keizer moest eens komen in zijne afwezigheid, en zijn Heiligen Troon bezetten!... En God zei tot Benedictus: ‘Benedictus, ik ga niet mee, jongen: 't is te gevaarlijk!’
En zoo komt het dat geen enkele der Drie Personen in het lot der arme Belgen wil tusschenbeide komen, en daarom duurt de oorlog nog altijd voort....
- Aldus vertellen, in de lange avonden, de Vlaamsche boeren. Waarna ze, met diepe vroomheid, een paternoster bidden voor den vrede....