| |
| |
| |
Over volksuithongering
De suikerkwestie
II
Brussel, 29 Mei.
Na u in mijn vorig schrijven aangetoond te hebben wat gedaan was geworden om de suikerbevoorrading te regelen voor den overigen duur der campagne 1915-16, zóó, dat ieder een gelijk deel in wat nog overblijft zal krijgen, vroeg ik wat men had beslist voor het volgende suikerjaar. Gij weet reeds dat ik u een bepaald en afdoend antwoord schuldig zal blijven, - zoo goed, trouwens, als al wie ge daarover raadplegen zoudt. Niet omdat uwe nieuwsgierigheid misplaatst is, maar omdat, geloof ik, nog geen definitieve beslissing is gevallen. Ik kan intusschen de verwachting eenigszins korten met de voorspelling dat, zoo de jongste uitdeeling, die ieders portie voor de maand April moest beteekenen, ons vierhonderd grammen per hoofd heeft bezorgd, de volgende uitdeeling, deze voor Mei, zeshonderd grammen zal bedragen, en dat men ons, naar het schijnt, voor Juni daarenboven vijf kilogrammen per gezin verstrekken zal, tot het maken van confitures. Deze laatste mededeeling is niet voorbarig: er zal, naar ik uit goede bron verneem, het noodige gedaan worden om te beletten, dat het zoo gewenschte buitenkansje ons ontgaat.
Dit alles is, voor het oogenblik, zeer geruststellend; en wij zijn het zoo gewoon geworden, alleen nog van en voor het oogenblik-zelve te leven, als echte armen, die wij zijn, dat wij ons daarmede tevreden zouden stellen.
Dat dit echter voor ons het allergrootste gevaar zou
| |
| |
zijn, hebben gelukkig klaarziende geesten, die hebben nagegaan, wat de mogelijkheid van het vasthouden der voorraden suiker beteekent en tengevolge heeft, ingezien.
Zoo danken wij aan Senator Emile Vinck een verslag over het vraagstuk, dat, voor zoover ik weet, nog geen officiëele sanctie van het Duitsche beheer ontvangen heeft, maar geheel uitgaat in de lijn van de nu onlangs voor de loopende campagne getroffen maatregelen, zoodat het dan ook maar heel logisch ware, het aan te nemen en de besluitselen ervan toe te passen.
Hoe doet de zaak zich voor de campagne 1916-17 vóór, voor zoover daar reeds iets over gezegd kan worden?
Men schat de opbrengst van die campagne op 110.000.000 K.G. voor de zeven bezette provincies, het etappengebied dus niet inbegrepen. Zooals ik u in mijn vorigen brief schreef, bracht 1915-16 aan bruto-suiker 95.000.000 K.G. op. Er komt dus een vermoedelijke vermeerdering van 15.000.000 K.G. Anderdeels heeft het Duitsch bestuur verleden jaar 40.000.000 K.G. opgeëischt; onlangs echter heeft het General-Gouvernement het besluit genomen, allen uitvoer, alle opeisching, allen aankoop voor de bezettingstroepen van elke inlandsche voedingswaar te verbieden. Dus ook van suiker. Daar nu voorloopig geen reden bestaat om te meenen, dat deze maatregel zal ingetrokken worden vóór met de verdeeling van den nieuwen suikervoorraad begonnen wordt (tegen midden-October dus), kunnen wij het er voor houden, dat de 40.000.000 K.G., verleden jaar opgeëischt, dit jaar voor de Belgische bevolking zullen behouden blijven, en wij aldus onze volle opbrengst zullen genieten.
Deze voorraad is ruim voldoende voor het normale gebruik van ons volk, welk gebruik, zooals gij reeds weet,
| |
| |
veertien kilo per hoofd en per jaar bedraagt. Hij zal ons vermoedelijk toelaten, af te zien van den invoer der 12.000.000 K.G., die wij dit jaar voor nijverheidsdoeleinden uit Holland moesten betrekken.
Deze gunstige toestand moet ons echter niet verleiden tot al te groote gerustheid; hij moet ons vooral niet doen verlangen naar de verkoopsvoorwaarden van vóór den oorlog; normale opbrengst brengt niet gedwongen normale exploitatie mee. Ziehier waarom.
Men dient eerst en vooral rekening te houden met den prijs. Daar is in de eerste plaats af te rekenen met de prijsverhooging der suikerbieten. Van 35 fr., is deze tot 55 fr. gestegen. Dit heeft natuurlijk een eersten weerslag op den suikerprijs, te meer, omdat men moet aannemen, dat het suikergehalte van 1000 K.G. bieten, vroeger 150 à 160 K.G., ditmaal om allerlei redenen vermoedelijk niet meer bedragen zal dan 130 K.G., hetgeen den suikerprijs vermeerdert met 15,33 fr. de honderd kilo, en den prijs der gecristalliseerde suiker van 45 op 60,33 fr. brengt. Daaraan dienen toegevoegd de 20 fr. rechten, zoodat de prijs al 80,33 fr. wordt. Ik heb u in mijn vorigen brief verteld, dat de courtage van 25 centimes per baal op 5 pct. ad valorem was gebracht, i.e. 4,01 fr. op de 100 K.G., ad 80,33 fr. hetgeen den prijs per 100 kilo opvoert tot 84,34 fr. De kleinhandelaar heeft daarenboven recht op 10 centimes winst: onze suiker zal ons dus 95 centimes het kilo kosten, wat twaalf centimes meer is dan tegenwoordig.
Weliswaar kunnen de twee laatste prijsopdrijvende posten geheel worden afgeschaft, en het zijn de fabrikanten zelf, die ons daar het middel van aan de hand doen: immers
| |
| |
zijn zij, zooals gemeld, rechtstreeks hun productie aan den verbruiker gaan verkoopen, zonder tusschenkomst der makelaars; aldus werden de courtagekosten ingespaard. Nog steeds heffen zij hierbij de winst, die aan den kleinhandelaar toekomt; maar een paar regels reglement kon aan die wederrechtelijke handeling een einde stellen. Aldus zou den verbruiker de suiker aan 85,33 fr.(95,33 fr. geraffineerd) komen te staan: de tegenwoordige prijs dus, op weinig na. Op ééne groote voorwaarde echter: dat wij aan speculatie ontsnappen. Want, gesteld dat wij aan de exploitanten van tegenwoordig, de makelaars nl., ontsnappen door het generaliseren van rechtstreekschen verkoop van producent aan verbruiker, niets zal den fabrikant beletten, naar willekeur de middeltjes aan te wenden van die makelaars; hetgeen natuurlijk en zoo mogelijk afdoend, dient vermeden.
Daar heeft senator Vinck dan ook het volgende op gevonden: alle suiker, in welken toestand ook, wordt van meet af en zonder tusschenpersoon opgekocht door eene centrale organisatie, hetzij het Nationale Comité, hetzij een centraalbureau, de gemeentemagazijnen, of verder elk ander organisme dat voor de fabrikanten eenerzijds, voor de verbruikers anderdeels alle mogelijke waarborgen oplevert, zoo financieel voor de eersten, als in zake rechtmatige verdeeling voor de anderen. Om alle ophoopen en vasthouden te beletten, wordt de suikerkaart ingevoerd. Daar de geheele voorraad zal zijn opgekocht en men zich alleen in vastgestelde magazijnen van suiker zal kunnen voorzien, is alle bedrog uitgesloten.
Financieel worden de operaties zeer eenvoudig: men zou betalen bij maandelijksche afkorting, zoodat de op- | |
| |
brengst der eene maand de schuld der volgende dekt. De fiscus eischt slechts na twee maand betaling der verschuldigde rechten: deze zouden dus ook reeds door het publiek zijn opgebracht tegen den vervaldag.
Het voorgestelde centraalorganisme zou niet alleen de suiker voor de dagelijksche mondbehoeften opkoopen: ook de suiker, bestemd voor nijverheidsgebruik, zou onder haar bevoegdheid vallen. Dit geheel in het voordeel van die nijverheid. Wij hebben immers gezien, dat men verleden jaar gedwongen is geweest, gebruik van inlandsche suiker voor nijverheidsdoeleinden te verbieden. De fabrikanten hebben zich dan ook suiker moeten aanschaffen in Holland, - natuurlijk aan prijzen die het normale cijfer ver te boven gingen. Nu nog kunnen zij geen suiker krijgen dan ad 185 fr. de 100 K.G. Het spreekt vanzelf, dat de verbruiker daar in de eerste plaats den last van te dragen kreeg, en dat anderdeels de productie er onder leed, tot schade van de werkkrachten, anders al ruim genoeg getroffen. - Dit jaar, wij zagen het, zal de eigen, Belgische voortbrengst groot genoeg zijn, en niet alleen allen invoer onnoodig te maken, maar om de nijverheid, naar dezer behoeften, van inlandsche suiker ruimschoots te voorzien tegen normale prijzen.
Aldus zou de suikerkwestie eene volledige oplossing vinden, die geheel overeenstemt met de tegenwoordige nooden. Het nieuwe ervan kan sommigen afschrikken: de heerschende toestanden hebben echter al zooveel nieuws noodzakelijk gemaakt, waar wij thans dankbaar voor zijn! Ik toonde aan, dat het voorstel des heeren Vinck in de lijn ligt van de voor de tegenwoordige campagne getroffen maatregelen: er bestaat dan ook maar weinig twijfel, of men
| |
| |
zal het aannemen, na beraadslaging, natuurlijk, met de producenten, die bij de regeling trouwens geen schade lijden kunnen. Alleen de uithongeraars van hun eigen landgenooten verliezen erbij: dat men hun den kop in kan drukken is echter maar heel gelukkig!.....
N.R.C., 2 Juni 1916.
|
|