| |
| |
| |
Over volksuithongering
Brussel, 25 Mei.
Meer dan u misschien lief was; meer in elk geval dan ik het had gewenscht; maar ertoe genoopt door de pijnlijkste en blijkbaar de onafwendbaarste der omstandigheden, moest ik u hier herhaald schrijven over de verarming, de physiologische vermindering van ons volk. Niet alleen ging, tengevolge van werkgebrek en oeconomischen achteruitgang, het geld meer en meer ontbreken: de meeste eetwaren worden schaarscher en schaarscher, soms op onbegrijpelijke, soms op helaas al te begrijpelijke wijze; daardoor werden zij ook natuurlijk duurder en duurder, zelfs in eene mate, die niet langer natuurlijk was. Ondervoeding van het volk, op een oogenblik, dat men juist moest kunnen denken aan het aanleggen van reserves van wilskracht, was daar het noodzakelijke gevolg van; uitbreiding der tuberculosis bij volwassenen, van sommige oogziekten bij kinderen, der besmettelijke en endemische ziekten in het algemeen en bij iedereen, waren er onder meer de nasleep van; de nood drong zich op, ten dringendste te zorgen voor de toekomst van het ras, door bijzondere aandacht te wijden aan de jonge moeders uit de volksklasse; zwakke kinderen werden afzonderlijk en doelmatig verpleegd. Aldus trachtte men te redden wat nog te redden was. Helaas, de ondervoeding van het Belgische volk ten gevolge van den oorlog blijft niet te min een feit, dat de toekomstontwikkeling in den weg zal staan en waarvan wij niet dan langzamerhand genezen zullen.
Maar er is niet alleen ondervoeding: er is uithonge- | |
| |
ring. Er is, dat willekeur en opzet die ondervinding bewerken en bestendigen; die volksarmoede, die lichamelijke waardevermindering van het ras uitbuiten. Hoe dikwijls heb ik u al niet geschreven over prijsverhooging van waren, die door geen enkele natuurlijke wijze te verklaren, laat staan te billijken was! En het ergste van al: de onnatuurlijke redenen waren zoo dikwijls niet na te speuren, dat de gissingen elkander tegenspraken en dat het opnemen, van overheidswege, der voorraden heel dikwijls het tegenovergestelde resultaat opleverde dan men ervan verwachtte. Aan wie de schuld der opdrijverij van de prijzen? Wie zijn de ware schuldigen in de moedwillige volksverarming, in de uithongering van dezen, die juist het best tegen totalen ondergang dienden beschermd, aangezien zij er het slechtst tegen gewapend zijn? Ik beschik over sommige gegevens, waarvan ik weet, dat zij absoluut betrouwbaar zijn, en die op zulke vraagstukken, op enkele althans, een eigenaardig licht werpen. Zonder mij te moeten verlaten op veronderstellingen of vage aanwijzing, kan ik u een en ander mededeelen over de wijze, waarop de, reeds zoozeer getroffen, Belgische bevolking door sommige Belgen geëxploiteerd wordt. Om de zekerheid mijner informatie durf ik het vraagstuk in enkele zijner zijden weer maar eens aan: velen mogen erdoor gesticht zijn. Daar is dan in de eerste plaats
| |
De Suikerkwestie
Einde verleden maand nam baron von Bissing, als gouverneur-generaal over het bezette gebied, een nieuw besluit: al de beschikbare suiker zou, te beginnen met 1 Mei, aan
| |
| |
de gemeente-overheden worden overgemaakt, en aan de bevolking a rato van elks recht en behoefte tegen normale prijzen uitgedeeld worden. Sedert enkele dagen hebben wij dan ook weer in de gemeentemagazijnen suiker en zijn wij zeker er ook in de toekomst te vinden, zoolang de voorraad strekt; wij weten tevens, dat hij strekken zal tot einde der campagne 1915-'16, i.e. tot midden-October; er bestaan goede redenen om te gelooven, dat ook na dien tijd de suikerbezorging zonder hinderpalen een normaal verloop zal kunnen nemen; zoodat wij op het gebied: suiker voortaan gerust kunnen zijn: wel zal ons rantsoen wat kleiner zijn dan in vredestijd, maar - het is ons verzekerd, en dat is het allermeeste wat wij in deze benarde tijden wenschen kunnen.
Die gerustheid gunt ons de gelegenheid, met kalmte na te gaan, wat belet kan hebben, dat het onder de bezetting niet altijd zóó is geweest. Iedereen kent de voedingswaarde van suiker, en hoe noodig zij in de menschelijke voeding is, vooral in tijden, waar gebrek geleden wordt aan aardappelen, aan vleesch, aan vetstoffen, aan melk. Iedereen moest dan ook inzien, en in de eerste plaats de producenten, hoe noodig het was in suiker te voorzien: hier lag een nationale plicht te vervullen voor ieder, die in de zaak betrokken kon zijn, zonder dat die plicht trouwens maar de minste opoffering kosten zou. Helaas het is gebleken, dat menigeen in plichtbetrachting tekort is geschoten....
Hoe immers deed zich de zaak voor?
De suikerproductie gaf voor de campagne 1915-16 ongeveer 95,000,000 K.G. Daarvan eischte de Duitsche overheid 40,000,000 K.G. op. Bleven dus voor de burgerbevolking
| |
| |
van het bezette gebied over: 55,000,000 K.G. Die bevolking bedraagt tegenwoordig 5,500,000 inwoners. Het geeft dus 10 K.G. per inwoner. In normalen tijd verbruiken wij 14 K.G. per hoofd: de vermindering was dan ook zoo heel groot niet, althans niet in schijn; wij konden het met onze 10 K.G. doen. Wij werden echter van meet af bedreigd door een eerste gevaar: het suikerverbruik voor industrieele doeleinden; men vertelt het geval van distillateurs, die tegen zeer hoogen prijs siroop opkochten om ze in alkohol om te zetten. Het huiselijk gebruik werd erdoor verminderd: de Duitsche overheid trof dan ook maatregelen en verbood het gebruik van inlandsche suiker in de nijverheid.
Dit niettegenstaande zou de suikerhoeveelheid voldoende, of nagenoeg voldoende zijn geweest, indien men de noodzakelijkheid van systematische en gelijke verdeeling had ingezien en deze verdeeling had bewerkstelligd. Dit had veel minder moeilijkheden meegebracht dan b.v. het geval was met de aardappelen. Suiker is zoo goed als gemonopoliseerd; het door de regeering ingestelde toezicht van den fiscus laat der overheid toe, met stiptheid de bestaande hoeveelheden te kennen, in alle suikerfabrieken, in elke raffineerderij. De suiker kan deze niet verlaten zonder bijzondere machtiging: eerst dienen daartoe de rechten betaald. Dit zou hebben toegelaten, van aanvang af de suikerbevoorrading veel doelmatiger te organiseeren dan het geval was met welke waar ook. Men heeft het niet zoo onmiddellijk gedaan; men heeft zelfs tot het uiterste gewacht vóór men het deed: daar hebben de suikerproducenten en zij, die met hen gelijk gesteld kunnen worden, gebruik van gemaakt; in de plaats der algemeene hebben
| |
| |
zij hunne eigen belangen verzorgd; daar ligt de oorsprong van alle wantoestanden.
De suikerproducenten hebben naast zich makelaars, die weinig talrijk zijn en in gewonen tijd tusschen den fabrikant en den raffineerder, en anderdeels den verkooper, den handelaar staan. De taak van deze makelaars, indien zij hun vaderlandschen plicht hadden begrepen, had heel eenvoudig kunnen zijn: zij waren aangewezen voor de verdeeling, a rato, der beschikbare hoeveelheid, onder de voortverkoopers en naar dezer gewone behoeften, en konden zoo noodig een gelijkmatige vermindering instellen, zoodat niemand schade, dan gelijk verdeeld, geleden zou hebben.
De prijzen, die wij voor kort voor suiker betaalden, bewijzen, dat daar maar heel weinig van gekomen is. De normale prijs der suiker werd bij officieel besluit voor de tegenwoordige campagne als volgt vastgesteld: gecristalliseerde suiker aan de fabriek de 100 K.G. 45 fr., voor den zak 2.50 fr., voor de Zentrale 1 fr., accijnsrechten 20 fr., samen 68.50 fr.; courtage (5 pct. ad valorem) 3.42 fr., verzendingskosten 1 fr., winst van den kleinhandelaar 10 fr., totaal 82.92 fr.
Eén kilo suiker moest dus normaal kosten 0.83 fr.; zij kostte tot voor kort 1.50 fr., 2 fr., ja, tot 3 fr. toe! En ga nu maar de kruideniers niet verdenken: de meesten hadden niet den minsten voorraad; enkelen weliswaar maakten gebruik van de hoeveelheden en hebben er nog steeds, die zij bezaten om den verkoop ervan, natuurlijk tegen de hoogste prijzen, afhankelijk te maken van het koopen van andere waren. De groenteverkoopers waren hen hierin voorgegaan: wilde men aardappelen hebben, dan moest men ook, meest dure, groente erbij nemen; hetzelfde
| |
| |
nu voor de suiker: men kreeg er gene, zonder er b.v. koffie bij te koopen à tien francs den kilo! Zelfs de groote verbruikscoöperatieven waren niet meer dan onvoldoende bij machte, hunne klanten te gerieven: de Samenwerkende Maatschappij ‘Het Volkshuis’ ontving sedert November voor hare 46 bijhuizen slechts 27,000 K.G., terwijl zij er ongeveer 125,000 had moeten ontvangen. Waar bleven de overige 100,000 K.G., waarvan men immers wist, dat zij bestonden? Het antwoord is gemakkelijk: bij de speculateurs!
In de wintermaanden heeft hier groote, zij het schijnbare, schaarschte aan suiker geheerscht. Het belette echter niet, dat al, die er den hoogen prijs, welke ervoor gesteld was, betalen kon, voorraden vermocht te bemachtigen van vijftig, honderd, en méér kilo's. Ik weet van eene stapelplaats, waar duizenden kilo's lagen, die de makelaar er zorgvuldig bewaarde, tot hij nog wat duurder verkoopen kon.... natuurlijk op valsche factuur. En nochtans won die makelaar eene reeds hoogere courtage dan in normalen tijd: 5 pct., zooals ik zei, terwijl hij zich vroeger tevreden stellen moest met 0.25 fr. per zak, zoodat een zak suiker van plus minus 8 fr., inplaats van 0.25 fr., thans 4 fr. opbrengt. Slechts gegoeden dus konden suiker koopen en.... ophopen. Niets immers belette hun daarenboven in de gemeentemagazijnen hun deel te gaan eischen, zoo daar suiker voorhanden was. En wie waren de slachtoffers? Dezen, die physiologisch aan suiker de meeste behoefte hadden....
Moeilijk te bewijzen valt dat niet. Hoe immers komen zij aan suiker? Wij hebben gezien, dat de kruideniers er geen hebben, tenzij bij zeldzaamheid, en dan weleens
| |
| |
bovenmatig duur. Rechtstreeks bij den, terecht achterdochtigen, makelaar koopen, gaat niet aan, zelfs niet in groep. Blijft dan alleen het gemeentemagazijn. Welnu, weet gij hoeveel suiker de gezamenlijke gemeentemagazijnen van Gross-Brussel in vijf maanden tijd hebben kunnen bemachtigen? 780,000 K.G., hetgeen uitmaakt: tweehonderd grammen per maand en per inwoner! Waar die schaarschte aan toe te schrijven? De gemeentemagazijnen koopen natuurlijk niet dan tegen den officieel-gestelden prijs; zij zijn dus slechte klanten; men verkoopt niet aan zoo'n volk dan nood gedwongen en uit vrees voor hoogere tusschenkomst....
Het is nog niet al: de producenten hadden zich de laatste maanden ontfermd over de verbruikers: zij stelden voor sommige categorieën burgers, het genus ambtenaar n.l., zekere hoeveelheden suiker ter beschikking, tien à vijf-en-twintig kilo, tegen den normalen prijs, maar vermeerderd met de tien centiemen, die den voortverkooper toekomen. Aldus wordt alweer een privilegie ingesteld ten voordeele van menschen, die er heel goed buiten konden; maar tevens wordt er de kleinhandel eenvoudig mee vermoord. Terwijl aldus weer belangrijke hoeveelheden aan het gemeen worden onttrokken....
Dat aan zoo'n onrechtvaardigen en voor den volkswelstand gevaarlijken toestand een einde moest komen, heeft het General-Gouvernement begrepen: ik zei u op welke wijze er een einde aan gebracht werd. Het is zeker jammer, in beginsel althans, dat de vrije handel erdoor lijdt: er bestond echter geen ander middel om de speculatie tegen te gaan en verder onmogelijk te maken. In tijden, als die wij beleven, dient in de eerste plaats gezorgd, niet
| |
| |
voor den eenling, maar voor het geheele volk, en in de eerste plaats voor de meest-behoeftigen....
Deze maand krijgen wij reeds zeshonderd gram per hoofd. De volgende maanden zal de hoeveelheid grooter zijn. En ziedaar eene hoofdvraag van onze volksvoeding in het klare getrokken, - voor enkele maanden althans. Hoe zal het met de campagne 1916-17 gesteld zijn? Daar staat nog niets bepaalds van vast, voor zoover men weet. Maar wat er voorbereid wordt, zal ik u in een volgenden brief kunnen mededeelen.
N.R.C., 28 Mei 1916.
|
|