Verzameld journalistiek werk. Deel 9. Nieuwe Rotterdamsche Courant maart 1916 - september 1919
(1992)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermdXXIIIBrussel, 17/18 Maart.
Bis repetita placent: gij hebt in dit blad tot tweemaal toe kunnen lezen, dat wij in de Brusselsche eetgelegenheden geen andere aardappelen te genieten meer zouden krijgen, dan ongeschilde, zij het dan ook gekookte. Zulke omwentelingen, hoe gering ook in beteekenis, gaan niet zonder eenige verbijstering der gemoederen. Stelt u, gij Hollanders, maar eens goed voor wat het is, in het restaurant bij elken schotel aardappelen met de pel, dof-zwarte, vormlooze knollen, die er alles-behalve smakelijk uitzien, | |
[pagina 24]
| |
te krijgen. Terwijl het pellen eene bezigheid is, die het moeilijk is met fatsoen te verrichten, vooral in aanwezigheid van dames. Waarbij komt, dat met dat pellen een tijd voorbijgaat, waar de andere spijzen zich verhaasten gebruik van te maken om koud te worden, zoodat er geen temperatuurlijke harmonie meer bestaat tusschen uwe beefsteak, doodkoud in hare gestolde saus, en uwe patatten, die het binnen hunne pel lekker-warm hebben: volgens alle maagartsen, die ik erover geraadpleegd heb, een toestand die aller-gevaarlijkst is voor eene welvoeglijke spijsvertering. En zulken maatregel gaat men juist treffen op het oogenblik, dat het ‘Werk der Aardappelschil’ zijne eerste vruchten afwerpen zou! - Want ik vergat u mede te deelen, dat het weldadige Brussel weer maar eens een ‘Werk’ rijker geworden is: het bovengenoemde namelijk. Wat met de door dat werk ingezamelde schillen gedaan wordt, is mij een arcaan. Ik vermoed, dat zij het leven redden moeten van de meedoogende konijnen, die ons, bij schaarschte en duurte van ander vleesch, op hunne beurt met het hunne het leven redden. Aardappelschillen, ik weet het, is anders een voedsel, waar ook kippen op tuk zijn. Waar echter zijn de kippen van voorheen? Allang vonden zij blijkbaar den weg, die thans de konijnen bewandelen, als hierboven beschreven. Een braadkip van niet meer dan gewone proporties kost tegenwoordig te Brussel de som van twintig frank. En dan zou ik er nog niet durven op zweren, dat zij niet allang de jaren harer eerste jeugd achter den rug heeft...Ga naar eind*) Maar wij hadden het, nietwaar, over de ongeschilde aardappelen van de Brusselsche restaurants. Plichtbewust, heb ik mij willen overtuigen hoe, en in welke mate, aan | |
[pagina 25]
| |
het reglement gehoor wordt verleend. En ziehier het gevolg mijner bevindingen. - De verordening schrijft letterlijk voor: ‘Es ist verboten - Kartoffelen - zu verabreichen, die in rohem Zustande geschält worden sind’. Nu kan ik er een eed op doen, na het experiment, dat ik heb ondernomen: de Kartoffeln worden inderdaad niet roh geschält. Wilt gij echter een beefsteak als hierboven beschreven, maar met lekkere gebakken aardappelen en in hygiënische condities, verorberen, dan bestelt gij eerst uwe patatten: zij worden u zonder blozen ‘en chemise’ onderworpen. Dan geeft gij den ober het bevel, deze reeds gekookte knollen onder uwe oogen het vel af te doen, hetgeen, gij merkt het, voor u zelf eene elegante oplossing is van het schil-probleem. Deze operatie afgeloopen, stuurt gij die aardappelen weer naar de keuken, met het vermaan, ze voor u in schijfjes of liniaaltjes te snijden en ze u terug te brengen, in de boter gebakken, of in een of ander dierenvet, en vergezeld van het vleesch, dat gij wenscht erbij te gebruiken. Aldus eet gij naar al de eischen der gezondheidsleer en der zindelijkheid, zonder nochtans één haar gekrenkt te hebben van de uitvaardiging des Duitschen beheers. Aldus ontneemt gij u tevens een gelegenheid tot morren of sakkeren tegen den bezettingstoestand, wat u evengoed als der bezetting, en dus der algemeene en openbare orde ten goede komt. Iets is er, dat mij voor die openbare orde heel wat meer zorg inboezemt, dan de Brusselsche aardappel-kwestie: het is het Gentsche vleeschvraagstuk. Dit hebt gij, geloof ik, nog niet vernomen: dat, ten gevolge van het gebrek aan slachtvee, elke Gentenaar voortaan nog slechts recht heeft op een maximum van honderd- | |
[pagina 26]
| |
vijftig grammen vleesch per week. Gij hebt niet verkeerd gelezen: die honderd-vijftig gram zijn een maximum, dat dus heel gemakkelijk honderd gram, of zelfs vijftig gram worden kan; en dat maximum wordt slechts ééns ter week verstrekt, en dan nog na een heele reeks plichtplegingen, te lang om te melden.... Vegetariërs zullen juichen allicht. Maar in Gent, ik weet het bij jarenlange ondervinding, zijn er geen vegetariërs; integendeel is Gent de meest-vleeschetende stad van heel Belgenland, en honderdvijftig gram vleesch wordt er beschouwd als nauwelijks voldoende voor een kwart-middagmaal. En nu zal men er heel de week over moeten doen!.... Dit ziet er nog heel wat zwarter uit dan aardappelen-met-de-pel. Ook gelijkt het een echte exodus, al de Gentenaars te zien, die een voorwendsel zoeken en vinden om een reis naar Brussel te kunnen ondernemen en er vleesch te eten, zonder zich overigens om de begeleidende patatten te bekommeren. Met het gevolg allicht, dat ook wij, Brusselaars, in een dichte toekomst gerantsoeneerd worden.... | |
19 Maart.Het aantal zieken is te Brussel onrustbarend. Ieder jaar, ik weet het, is het getal der grippe-lijders om dezen tijd van 't jaar groot, al is Brussel door zijne ligging eene gezonde stad te noemen. Men moet echter jaren terug om op een epidemie te kunnen wijzen, die aan de tegenwoordige in hevigheid gelijkt. Wat erger is: de genezing gaat veel trager dan gewoonlijk; men kon het wijten aan het grillige weer, dat ons, na een reeks zonnige zomerdagen, op enkele etmalen sneeuw vergast. Maar er is een diepere reden, die meer ernstige gevolgen na | |
[pagina 27]
| |
zich sleept: de algemeene gezondheid is verarmd; men heeft in het laatste jaar te Brussel te veel honger geleden; de menschen zijn verzwakt, tegen de ziekte niet bestand, die er te gemakkelijker uitbreiding door neemt.... Het ongeluk wil, dat niets voor het oogenblik daar verbetering in brengen kan. Die verbetering zal zelf een heelen tijd nog na sluiten van den vrede uitblijven, want de oeconomische toestanden, die werk en eten verschaffen, zullen niet zoo heel gauw hersteld zijn; waarbij komt, dat het nog heel wat duurt vóór de physiologische schade is ingehaald. Hetgeen, omgekeerd, kwaden invloed heeft op den gepraesteerden arbeid.... Dit is niet het lot van Brussel alleen: het gaat er in industrieele steden nog veel slechter naar, en men mag wel zeggen, dat heel België eraan lijdt. En niet alleen België: wij weten het. - De vrede zal een lichamelijk-verzwakt Europa vinden: het belooft geen toekomst van kracht.... | |
20 Maart.‘Deze tijd leert ons vooral, en ik hoop: afdoend, dat wij onze toekomst niet moeten opbouwen naar het voorbeeld van het verleden, zooals wij doorgaans plegen te doen, maar naar de lessen van dat verleden, zooals ze ons de oorlog leert. - Wij hebben te veel van gewoonte geleefd; misschien hechten wij nog steeds te veel aan onze gewoonten, en vergeten erbij dat alle gewoonte kan gelden als eene verarming, zooals elk verlangen eene verrijking is. Slechts zij die den angst kennen, dien het gevoel der veiligheid in zich houdt, dragen in hun hart en in heel hun wezen de waarborg van morgen, de waarborg | |
[pagina 28]
| |
van leven. Geheugen, is het anders dan bezonken verrotting, liefde voor eene rotheid dus, decadentie? - Wij moeten leeren ontdekken, het dekkende wegnemen: de naaktheid, hoe leelijk ook, is altijd eerlijker dan het kleed, al weze het de schoonheid-zelve....’ Aldus sprak gisteren tot mij een oud man, een geleerde die zich een miskende kan achten. Het leven is hem nooit mild geweest: hij echter heeft nooit aan het leven getwijfeld. Wij spraken over den oorlog: ziedaar de lessen die hij er voor mij uit trok. Ik heb gedacht dat ik ze u niet onthouden mocht....
N.R.C., 8 April 1916. |
|