Verzameld journalistiek werk. Deel 8. Nieuwe Rotterdamsche Courant februari 1915 - maart 1916
(1992)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 567]
| |
heeft, toen geen dwangmiddel hoegenaamd bleek te helpen, weer maar eens zijn toevlucht genomen tot het eenige wat werkelijk resultaten afwerpt: tot gemeente-monopolisatie, en deze is ditmaal flink in de hand gewerkt door het Duitsche bestuur. Het heet dus, dat wij, te Laeken te beginnen, met Februari elk recht zullen hebben op zes kilo aardappelen om de veertien dagen, tegen elf centimes het kilo. De maatregel gold reeds voor enkele voorsteden van Brussel, o.m. voor Schaarbeek en voor Molenbeek. Thans wordt zij algemeen gemaakt en, zegt men, geünifieerd. En nu zullen daar wel huisvrouwen zijn om te mopperen over uren-lang wachten aan de gemeentemagazijnen, waarbij het onaangename komt dat men zich zelf in hoogst-eigen persoon tot het bekomen der gewenschte waar aan te melden heeft: de winst blijft, dat men nu in elk geval zeker is, geen patatten te zullen moeten ontberen, en ze zal kunnen koopen aan schappelijken prijs. Zal men niet moeten eindigen, op zelfde wijze verkoop en verbruik van suiker te reglementeeren? De suiker is in den laatsten tijd schaarsch en duur. Het ligt gedeeltelijk hieraan, dat veel stroop, waar thans heel wat vraag naar is ter vervanging van nog schaarschere en duurdere boter en vet, en die vroeger uit vruchten gemaakt werd, thans voor een deel gefabriceerd wordt uit suikerbieten. En verder spreekt men ook wel van belangrijke opeischingen. Zoodat natuurlijk de prijzen stegen; met het gewone gevolg, begin van alle tribulaties: het Brusselsche gemeentebestuur stelde maxima-prijzen vast... die onmiddellijk zoo goed als alle suiker, van welken aard of hoedanigheid ook, van de markt verdwijnen deed. Weer dus staat een waar te ontbreken, omdat men ze ons | |
[pagina 568]
| |
toegankelijker wilde maken, en weer zullen de speculanten hoogtij vieren, tot op het oogenblik dat op alle suiker beslag zal worden gelegd, en aldus de voorraad verzekerd en de prijs weer normaal worden. Dat spelletje beginnen wij nu te kennen, en wij vragen ons af wanneer men ons bij het dreigen van eene crisis in een of andere eetwaar, al de tusschen-bedrijven sparen zal, om ineens tot de eenig-mogelijk-gebleken conclusie te komen. Het gaat hier immers om eene reglementeering, waarvan het voorloopige, als al wat in België voorloopig is, nog een heelen tijd, en zelf na sluiten van den vrede duren kan. Of is de opgedane ervaring nog niet overtuigend genoeg?... Hoezeer zulke reglementeering noodig is, moge blijken uit de nieuwe verwikkelingen in de broodkwestie. Ons brood is weer grauw en lomp, voor sommigen onverduwbaar. Tevens loopen geruchten, dat onze dagelijksche portie staat ingekrompen te worden. Dit laatste wordt nu wel tegengesproken; maar 't feit, dat men weer gemengde bloem gaat gebruiken, wijst reeds op de noodzakelijkheid van weer maar heel zuinig te moeten zijn, wat dan ook officieus wordt bevestigd. Dat het vraagstuk in hande is van menschen die in anderhalf jaar eenige ondervinding hebben kunnen opdoen, is maar heel gelukkig; anders ware weer van-zelf-sprekend de bedreiging van algemeen broodgebrek; en hij die weet wat er dreigde, de paar keeren dat er bij de Volkssoep geen brood was, zegent den hemel dat ons de eventualiteit gespaard blijft.... Blijkbaar moeilijker te reglementeeren is het verkoopen van vleesch. Deze week was er heel wat meer vee op de markt dan vorige weken. Het belet niet dat, tengevolge van speculatie alweer, de vleeschprijzen nogmaals schrik- | |
[pagina 568]
| |
barend gerezen zijn. Ook voor de burgerij wordt vleesch een echt weelde-artikel. En in een land waar meer dan waar ook het vleesch in de voeding eene eerste rol speelt, heeft dat heel wat te beteekenen. Ook aan den boternood komt geen einde. En hier hebben wij gelukkig eene natuurlijke verklaring voor: de tijdtot-kalveren is, met uw permissie, naderend, hetgeen penarie aan melk meebrengt. Zal het na die belangwekkende periode beteren? Wij hopen het. Al was het maar, omdat in dezen tijd de hoop een der voornaamste consumptiemiddelen is... En ziedaar een klein tafereeltje van de onmiddellijke levensvoorwaarden, waar wij te Brussel in leven. Misschien leest er een physioloog de reden in van mijne, en anderer, tegenwoordige zwartgalligheid...
N.R.C., 2 Februari 1916. |
|