| |
V
Brussel, 16 December.
Denk maar niet, dat daar alleen eene quaestie-deraardappelen is, om de lamlendigheid van ons Brusselsch leventje te beletten, in slaap te dommelen; er is ook eene boter-quaestie, en daar wil ik u vandaag, met uw goedvinden, over onderhouden.
Niet dat het vraagstuk der aardappelenbevoorrading als onderwerp tot dagblad-correspondenties uitgeput voor mij zou liggen, en goed nog alleen voor een laatste afscheidswoord: het is zoowaar niet op het oogenblik, dat de pataters in rechtstreekschen als in figuurlijken zin uit den Belgischen grond gaan komen (eene echte opstanding), en eene rechtmatige en gelijke bedeeling in meer dan ééne gemeente van Groot-Brussel staat ingesteld te worden, dat ik dit nieuwe bezettings- en monopolisatie-verschijnsel smadelijk-stilzwijgend voorbij zou gaan. Gij zult het echter voor lief houden - gij kunt trouwens
| |
| |
niet anders! - dat ik mijne mededeelingen hieromtrent nog juist twee dagen uitstel verleen, want.... ook ik kan niet anders, aangezien ik nog sommige gegevens mis, zonder dewelke mijne verhalen zouden worden als soep zonder zout. Deshalve zult gij het voor heden met boter moeten doen, hetgeen eene aanneembare vergoeding zou zijn, indien ik u de kwaliteit der boter kon garandeeren; wat echter tot mijne grootste spijt niet het geval zal zijn.
Het staat immers met onze boter als met zooveel andere van onze voedingsmiddelen: duur en slecht zijn er de voornaamste hoedanigheden van, hetgeen gij moet interpreteeren in dezen zin, dat men voor de goedkoope kwaliteiten van vroeger tegenwoordig de prijzen der dure betaalt, en dat de dure, voor zooverre aanwezig, natuurlijk in verhouding gestegen zijn, waar zij trouwens afhangen van den willekeur, eerst der voortbrengers, daarna der verkoopers.
Er bestaat nu in België eene wet, waarbij gehalte aan water in boter op een hoogste cijfer van achttien ten honderd is gesteld, - hetgeen, zult gij vinden, al ruim voldoende is. Dat vonden de boterfabrikanten niet, nadat ze, de oorlog nauwelijks uitgebroken, de prijzen schromelijk hadden opgedreven, daarin door allerlei omstandigheden geholpen, gingen zij, ten behoeve van mindere beurzen (want zij zitten vol menschenliefde), boter maken, die beter-genaakbaar was, maar tegen de Belgische wet in, en als had de bezetting die wet geschorst, vijftig ten honderd water en meer zelfs, inhield. In den beginne waren zij zoo vriendelijk, het ons te zeggen: in minuscule, in mikroskopische lettertjes stond het op de pondspakjes gedrukt, opdat vooral zich niemand bedrogen achtte. Het leek hun echter weldra overbodig, hiermee voort te gaan;
| |
| |
en terecht; want als wij gingen bemerken dat wij die boter, niet eens meer bij gebrek aan vetstof, over onzen boterham vermochten uit te smeeren, dan vermoedden wij wel, dat het aan eene extra-reglementaire hoeveelheid water moest liggen, iets waarin wij ons niet bedrogen.
Met dat al kwam dat water ons veel duurder te staan, dan dat wij het zelf voor de liefhebberij onder onze boter zouden hebben gemengd: die waterboter immers kostte duurder dan vroeger de beste roomboter; zij kwam ons tot aan vijf frank het kilo te staan; terwijl boter, die zich met fierheid op grootere zuiverheid mocht beroepen (en in het land der blinden is immers éénoog koning!), na rijzen en dalen den gezetten prijs bereikte van iets als zeven frank. - Nood is, gij weet het, moeder van het vernuft: voor wie geen, trouwens ook al heel dure, margarine lust, en de reuzel, waar men hem, als Shylock, geen stukken van menschen voor vroeg, terecht verdacht voorkwam, stond er niets anders meer op, dan zelf te gaan kernen. Men zag weldra in de winkels, waar dames keukenbenodigheden plegen te bemachtigen, allerlei snoezige apparaatjes, waarmede het botermaken een echte salonbezigheid werd. Ik weet het bij ondervinding: boter kernen in een dergelijk toestelletje is een dier vermaken, dewelke men niet genoeg verspreiden kan; gezond voor lichaam als voor ziel, waar het eene krachtinspanning eischt die echter niet tot al te groote vermoeienis leidt, en tevens een school van self-help en ook wel van solidariteit is, vermag het een liefde voor het salubere buitenleven in te boezemen, die de knevelarijen der boeren in den laatsten tijd anders wel wat hadden geschokt; ja, wij bezaten er een der onschuldige en liciete middelen in, die velen de gruwelen
| |
| |
van den oorlog kon doen vergeten: een voordeel waarvan men de moreele waarde niet gering moet schatten.... - Met dat al kwam, het spreekt van zelf, onze boter ons al even duur te staan, dan als wij ze hadden gekocht in den winkel. Zoodat wij in deze als voor alle eetwaren, niettegenstaande de tusschenkomst der gemeentemagazijnen die echter nog alleen aan werkelijk minder-begoeden nog leveren, wat maar goed is, - zoodat wij, zeg ik, in zake boter als voor wat alle eetwaren betreft, natuurlijk handen en voeten gebonden aan luimen en nukken der verkoopers gebonden waren.
Tot daar dezer dagen nog al onverwacht doch daarom niet te minder welkom, eene verordening werd uitgevaardigd, die orde kwam brengen in dezen chaos van willekeur. Het ging niet om de hoedanigheid, al moest er de Duitsche beheerder de aandacht in vestigen op het besluit van den koning der Belgen dat over de zaak bestemt; het wilde alleen de prijzen regelen, die voortaan, maximaal zullen zijn: vijf frs. het kilo voor boter met ten hoogste 18 pct water, en drie frs. voor boter met ten hoogste 50 pct. van deze vloeistof; plus een kleine toeslag voor den kleinhandelaar. En natuurlijk: boete en gevangenis over het hoofd van Damokles-den-Overtreder. - En nu stelt gij u natuurlijk een Brussel voor, waarvan de lucht dreunen zou van zegeningen, met van geluk huilende huismoeders, met huisvaders die van dankbare aandoening een traan wegpinken, gelijk wij in den laatsten tijd wel meer in beschrijvingen kwamen te lezen.....
Ach, het is werkelijk niet dat wij verwend zouden wezen; maar ons oog is, geloof me, droog gebleven; op zijn hoogst heeft het een oogenblik geflikkerd van iets als
| |
| |
misprijzen; niet, natuurlijk om de goede bedoeling van maatregel en vermaan, maar omdat wij nu eenmaal bij ervaring weten, wat zulke verordeningen doorgaans uitrichten. Zoodat, na het eerste oogenblik van vreugde, weer het sceptisme de bovenhand heeft gekregen, dat wij danken aan onze rijke, zoo niet dankbare ondervinding. Heeft reglementeering ooit invloed gehad op, bijvoorbeeld, den prijs van het vleesch, en, nu nog onlangs, op dien der aardappelen?
Helaas, wij hebben ons geenszins bedrogen. Het spijt mij uit den grond des harten u altijd zulke pessimistische briefjes te moeten schrijven, maar.... oordeelt zelf nu maar eens over wat zich voordoet.
Boter (dat zult gij wel weten) wordt in de beste gevallen uit koeienmelk voorbereid. Nu redeneert de boer - op wiens nek weer alles terecht komt, zonder dat ik er werkelijk iets in verhelpen kan -, nu redeneert de boer: mijne melk kan ik in stad kwijt geraken bij de verkoop-coöperatieven; geraak ik ze niet kwijt, dan zijn daar nog altijd de kalveren, aan wie ze trouwens rechtmatig en bij nature toekomt en vleesch bezorgt van schitterende blankheid dat ze aanzienlijk in waarde toenemen doet; wat zou ik mij dan ook aan den kern staan afbeulen voor een winst, die geringer is dan diegene waar deze slechte tijden mij aan hebben gewend? Weliswaar: ik heb nog eenige kilo's in voorraad; maar ik bezit tevens aarden potten, waar boter, behoorlijk gepekeld, uitnemend en voor gansch den winter in bewaart; ik heb immers alle recht, mijn boter voor me-zelf te bewaren; en, wie weet, er komt misschien nog een tijd, dat men er mij om smeeken komt; en dàn....
| |
| |
De rest kunt gij raden: daar ben ik zeker van, geachte lezer, de boer komt met zijn waar naar stad niet meer, tenzij bij uitzondering: er zijn immers altijd dommerikken! De winkelier, hij ziet, bij ontstentenis van den boer, zijn voorraad verminderen; terwijl de goede kooper, om dezelfde reden, dringender en dringender wordt. Kent gij, durf ik u vragen, de wet van vraag en aanbod? Zoo ja (en waarom zou het neen wezen?), dan kunt gij wel denken dat alle reglementen der wereld in dergelijke gevallen onmachtig zijn, ook waar het geldt, boterprijzen vast te stellen. En, waar het monopoliseeren van boter wellicht minder-gemakkelijk zou gaan dan van aardappelen, deze waar bij nature glibberiger zijnde, dan zie ik werkelijk nog niet goed in....
N.R.C., 23 December 1915.
|
|