al wat men hun onderwijst; waar dit niet het geval is, en de kinderen dus les krijgen in de eigen taal, zijn in vele gevallen de klassen overvol; een gemiddeld cijfer is: 19 leerlingen per Fransche klas tegen 35 per VLaamsche; in hoeverre dit het onderwijs bevorderlijk is, laat ik aan uw oordeel over.
Gelukkig eischt de nieuwe wet, dat daar verandering in kome; de verandering zal vèr strekken; zij zou ongetwijfeld nog grooter zijn, indien meer-bevoegden dan het gezinshoofd beschikking hadden over de te gebruiken voertaal.
Die verandering zal, voor Groot-Brussel, tevens moeilijk zijn. En niet zoozeer nog door het feit, dat men tallooze Vlaamsche klassen bijmaken moet, maar omdat men gebrek aan leerkrachten heeft en ook in de naaste toekomst hebben zal.
Als een jongeling of een meisje naar de officieele kweekschool voor onderwijzers of -sters wil, wordt hij (zij) voor de keus gesteld: Vlaamsch of Fransch regiem. Nu heeft hij (zij) gemeenlijk eene Fransche lagere school doorloopen, zelfs al kenden zijne (hare) ouders geen woord Fransch, en juist wel omdat zij alleen hun Vlaamsch spraken. Hetzelfde voor de middelbare school. De (geheel vrije) keus voor de normaalschool valt dan niet meer te betwijfelen. En zoo komt het dat wij gebrek lijden aan Vlaamsche leerkrachten, en dit nog enkele jaren duren kan.
Ook dat zal, het spreekt van-zelf, verbeteren: de kandidaat-onderwijzers zullen er immers rechtstreeks profijt bij hebben, Vlaamsch regiem te volgen. Het kan trouwens niet anders, of ook hier zal de wet moeten ingrij-