zich op een vlak van leerlingen en beginselen, waar zij nu en dan wel eens van aftuimelde (de Belgen zijn geen ideologen, en de Belgische volksvertegenwoordigers waren het wel eens in den slechten zin), doch waar ieder thans al de beteekenis, in heel hare breedte, van inziet. En des bedank ik dat merkwaardig-bijdehandsche toeval, hetwelke er mij zoo voortreffelijk in helpt, verleden aan heden, en zelfs, eenigermate, aan de toekomst te knoopen.
Want gij zult u herinneren, nietwaar, dat bedoelde wet van 1913-14 eerst onder Duitsch beheer in werking trad. Het bevoegde ministerie hield zich druk met het voorbereiden der toepassing ervan bezig, toen de oorlog uitbrak. De wetstekst was ondubbelzinnig: bij heropening der lagere scholen, in September, zou het princiep van den leerplicht in werking treden. In 1914 kon dat niet. Maar in 1915 aarzelde de Duitsche gouverneur-generaal niet langer; zooals geschreven stond, geschiedde. En nu reeds hebben wij statistieken, waarvan wij, beeldsprakerig, de eerste vruchten der Belgische schoolwet plukken, mitsgaders de aanwijzing harer duidelijkste gebreken.
Verwacht niet, bid ik u, dat ik, zij het zelfs in de hoofdlijnen, herhalen ga wat ik u over het onderwerp schreef in de dertig of veertig brieven, waarin gij, voor maanden, de Kamerbespreking weerspiegeld kondet vinden. Niet dat ik er onverschillig aan geworden zou zijn: ik voel mij zoowaar verjongd bij de herinnering aan den weldadigen strijd van toen, aan de ergernis en de desillusie die hij menigeen bezorgde, aan het gevoel van onvoldaanheid dat den einduitslag bij velen naliet. Ja, het blijde vuur van den strijd ontwaakt weêr in mij, als ik even denk aan de eigene toenmalige misnoegdheden. Maar dit