| |
| |
| |
Na een jaar
V
Vakonderricht aan werkloozen
Brussel, 7 September.
Ik ken menschen, die zich ergeren aan den onderstand, dien de werkloozen te Brussel genieten. Alleen omdat zij niet van het balspel houden. Ziehier hoe, in het brein dier menschen, onderstand met balspel rijmt.
Er zijn in Groot-Brussel heel wat gedwongen stakers. Het juiste cijfer ken ik niet; maar als gij zult weten, dat van al de nijverheidstakken, die hier worden uitgeoefend, de kleermakerij 36.5 t.h. der gezamenlijke werklieden, het bouwvak 14.15 t.h., de metaalbewerking ll.25 t.h. en de houtbewerking 10.7 t.h. daarvan gebruiken; dat die vier nijverheidstakken samen 72 t.h. van het algeheele totaal der werkkrachten beslaan en dat zij anderdeels onder de tegenwoordig meest-geteisterde zijn, dan kunt gij denken hoeveel arbeiders thans zonder werk loopen.
Die arbeiders krijgen, zooals gij weet, kosteloos te eten. De meesten krijgen ook, uit de bestaande stakings-kassen, eene geldelijke vergoeding. En met dat al hebben zij allen mogelijken vrijen tijd. Met het gevolg, dat zij spelen, wat ongetwijfeld veel beter is dan thuis te zitten tobben. Een geliefkoosd spel nu van de Brusselaars, die het van de Walen leerden, is het balspel. En dat spel is veel gezonder dan bijvoorbeeld kaartspel, en bij mijn weten wordt er niet meer geld bij verteerd. Het is echter een openluchtspel, dat niet gaat zonder veel uiterlijk vertoon en luidruchtigheid. Het brengt bij toeschouwers
| |
| |
als bij spelers eene stemming teweeg, waar alle droefgeestigheid uit gebannen is. Hetgeen meêbrengt, dat hooger-bedoelde medeburgers groote verontwaardiging zijn gaan toonen om het feit, dat lieden, die van de openbare liefdadigheid moeten leven, zoo'n lustig bestaan durven te leiden.
Zulke vitters zijn, gelukkig, zeldzaam: het gevoel van deftigheid-aan-de-buitenzijde is bij den jovialen en spontanen Brusselaar niet zeer ontwikkeld. Men is echter nogal algemeen van meening dat, bij gebrek aan werk, er misschien toch wel nuttigere tijdpasseering bestaat, dan harde leêren balletjes naar mekaar, en soms ook wel in onschuldige en argelooze oogen te gooien. Dat men vermaak zoekt: goed, vermits het de heerschende ellende doet vergeten. Maar laat het vermaak dan zijne nuttige, zoo mogelijk leerzame zijde hebben. En men prees lectuur aan, - eene bezigheid, die menschen, aan veel beweging gewend, 't langen leste moet vervelen. Men opende kinema's met opvoedkundige films, en dat trekt wel meer aan dan lectuur.... als de stichtende trilbeelden niet al te vervelend zijn: een kenmerk immers van opvoedkundigheid.
De vraag, hoe men de werkloozen het best zal bezighouden, heeft overigens nog eene andere zijde: wie in langen tijd zijn ambacht niet meer uitoefent, verleert zijn ambacht; in allen gevalle doet hij er geene vordering in; verder is voor den echten werkman zijn arbeid ook een soort vermaak; wie werklui kent, weet hoe vaak zij zich 's Zondags als ontredderd gevoelen en hoe gemakkelijk dit leidt tot het vervaarlijk drankmisbruik. De beste oplossing der vraag zou dus zijn: den werklooze zijn
| |
| |
ambacht bij wijze van vermaak terugschenken. Die oplossing te bewerkstelligen is echter weêr eene andere vraag, vermits er nu eenmaal geen werk is en zelfs voor een goed deel de grondstoffen ontbreken, die desgevallend voor een aan te leggen voorraad konden dienen....
Het Brusselsch comité voor hulp en voeding heeft zich de zaak aangetrokken. Of liever de socialistische volks-vertegenwoordiger dr. Kamiel Huysmans, die dikwijls uitstekende invallen heeft en over genoeg wils- en overredingskracht beschikt om ze door te drijven tot bij einduitslag, - Kamiel Huysmans heeft bedoeld comité bekend gemaakt met een plannetje van hem, dat op zeer rationeele wijze en tot ieders welzijn de zaak oplost. En dat comité heeft er niet aan gedacht, dat het waarlijk werk genoeg op zijn winkel had: het heeft het plannetje geestdriftig aangenomen en tot het zijne gemaakt, en geestkrachtig is het, op prachtige wijze, ten uitvoer gebracht. Zoodat....
Maar ziehier in wat Huysmans' denkbeeld, thans Huysmans' werk, bestaat. Ik laat hem zelf aan het woord, een woord, dat klinkt als een klaroen en in de toekomst nog langen weêrklank kan vinden. ‘Er dienen’, zegt hij, ‘leergangen ingericht, een soort leerplicht voor alle ondersteunde werkloozen beneden de veertig jaar. En om bij de luiaards en de verwende ondankbaren alle weigerigheid te keer te gaan, zal men de toekenning van alle geldelijke en alle andere tegemoetkomingen doen afhangen van het bijwonen der leergangen. Deze zullen, wel te verstaan, ingericht worden naar de behoeften der gedwongen stakers. Men kan dezen verdeelen in drie groepen: de ongeletterden (helaas veel talrijker dan men denken zou); dezen, die
| |
| |
lezen en schrijven kunnen en waar men de eerste wetenschappelijke grondslagen der onderscheiden ambachten aan onderwijzen kan; diegenen eindelijk, die in staat zijn de lessen van eene nijverheids- of ambachtsschool te volgen. De eersten zou men eenvoudig naar de gewone onderwijzers verzenden en plaatsen onder bestuur en toezicht van het stedelijke onderwijsambt. Den tweeden, die al iets als lager onderwijs hebben genoten, maar bij gebrek aan bij hun vak behoorend onderlegsel, voor zuiver beroepsonderwijs nog niet rijp zijn, zou men les geven in beroepsteekenen, elk naar zijn ambacht; in eerste kennis der grondstoffen, weer naar elks belang, enz. (deze lessen te geven door bekwame vaklui, waarvan men er zelfs onder de werkloozen zal vinden); jonge geneesheeren zullen hun verder les geven in beroepshygiëne, terwijl de leden der jonge balie de leerlingen inwijden zullen in arbeidswetgeving. De derde groep eindelijk, deze der meer-ontwikkelden, die in staat zijn meer-gevorderde lessen in de nijverheids- of ambachtsscholen te volgen, zij zullen zich in de bestaande gestichten kunnen bekwamen of althans bezighouden.’
Ziedaar de kern van het ontwerp. Ik neem het over uit Huysmans' eerste rapport aan het Brusselsche comité, dat als datum 1 Juni draagt. Wij zijn nauwelijks drie maanden verder, en 't ontwerp is in volle werking; alles zit stevig ineen; de uitvoering zal weldra volledig zijn; en 't mooist van al: de gedachte heeft weêrklank gevonden, o.a. te Hoei, waar dergelijke leergangen voor gedwongen stakers worden ingericht. En dat valt te meer te bewonderen, dat men voor Brussel alleen rekent een leerpersoneel van een zeshonderd leden noodig te zullen hebben!
| |
| |
Het inrichten van de lessen voor groep I (ongeletterden) was gemakkelijk genoeg; de scholen immers zijn er; groep III (meer gevorderden) vinden eveneens plaats in de bestaande officiëele inrichtingen. Voor groep II, die aanvankelijk vakonderricht zou krijgen en veruit de talrijkste is, moest echter alles nog gedaan worden, en als het ware in het leven geroepen. Waarbij kwam dat het zoo goedkoop mogelijk moest blijven. Ziehier nu hoe, op voorstel van Huysmans, werd te werk gegaan. Men riep de comité's en besturen samen der beroepsscholen en -vereenigingen. Men verdeelde ze, elk naar het uitgeoefend beroep, in vijftien groepen: veertien voor de nijverheidstakken, éene die zich met de handelszaken zou bezighouden. Elke groep stelde een leerplan voor en wees, binnen zijne bevoegdheid, de beschikbare leerkrachten aan (die kosteloos les zouden geven). Verslag daarvan werd uitgebracht aan het Brusselsche Comité dat het hooger bestuur waarneemt, geholpen hierin, door eene raadgevende commissie, die bestaat uit tien leden: twee vertegenwoordigers van het gewone en van het beroepsonderwijs te Brussel; twee ingenieurs die zich meer in het bijzonder met arbeidsstatistiek bezighouden; twee dames die voor de belangen der vrouwelijke werkloozen zorgen; twee dokters en twee advokaten. De leden van het leerpersoneel, verspreid over plus-minus vijftien scholengroepen, elk met een bestuurder die weêr gesteund wordt door een comité van werkgevers, werklieden en leeraars, komen wekelijks, ter rationeele verdeeling van de lessen, bijeen. Verder zijn advokaten, die op eenvoudige, objectieve wijze de arbeidswetgeving zullen onderwijzen, en dokters voor de lessen in beroepshygiëne, kosteloos in ruim-voldoenden getale gevonden.
| |
| |
De lessen worden voor zoover als noodig gegeven in de reeds vroeger daartoe ingerichte lokalen van speciale scholen. Waar de noodzakelijkheid zich voordoet worden zij in de twee landstalen gegeven. Geen klas bevat meer dan dertig leerlingen, tenzij waar het meer in 't bijzonder om conferenties van algemeenen aard gaat. Elke klas heeft haar vasten leeraar, bijgestaan door een surveillant gekozen onder de stadhuisbeambten, de burgerpolitie, enz.; deze laatste houdt eene aanwezigheidslijst en oefent het oeconomaat der klasse en scholen uit.
Ziedaar het werk dat, in minder dan drie maanden tijd, zoogoed als in zijn geheel is verwezenlijkt en in vele deelen volop in gang is. Gij zult er al het nut en zelfs de schoonheid van waardeeren. En opdat ook de werkloozen die schoonheid zouden inzien, zouden beseffen dat men dat alles voor hun welzijn doet, heeft men hen gesuggereerd, een heel klein deel van de hun verstrekte stakersondersteuning voor de lessen af te staan; zij geven - zonder er trouwens in het minste toe gedwongen te zijn! - bijvoorbeeld tien centimes per leergang. Aldus betalen zij 't onderwijs dat zij genieten: dus moet het wel goed zijn. Die bijdragen worden overigens in de kas van het Brusselsch comité gestort. Zoo helpen de werkloozen misschien nog minder-bedeelden, hetgeen hun solidariteitsgevoel verstrekt.
Ziedaar wat Kamiel Huysmans, die trouwens ruimen steun mocht ondervinden en op een heelen staf verkleefde medewerkers mag rekenen, tot stand heeft gebracht. En nu denkt gij misschien dat hij op zijne lauweren een dutje aan 't doen is? Gij vergist u: hij droomt van niets anders, dan aan zijne duizenden stakers nu ook nog zanglessen te laten geven....
N.R.C., 13 September 1915.
|
|