leverd -; nazaten, wier dochters de nobele gratie en wat misprijzende gratie der achttiende eeuw; wier zonen, bij de onveranderde vaderlijke gelaatstrekken, zeker
wel evenveel moed zouden weten te toonen, en waarvan men vertelt, dat zij zich even galant weten te gedragen.
Het begon met eene recitatie uit 's Prinsen werk: eene onstuimige regenvlaag kwam ze verstoren, zooals het lot is in België bij elke openlucht-vermakelijkheid. En ik denk eraan: wat gaat gij, België, na de bestuurlijke scheiding, die een dubbel vaderland schept, beginnen met den nationale regen? Waar haalt gij ooit de dubbele portie water? Daar mocht men wel eens aan denken!
De vlaag dreef gelukkig over: “Colette et Lucas” kon beginnen. - Helaas, mijn vriend, welke ontgoocheling!
Zeker, ik erkende den tekst van den Prince; en, gaat de gedachte nu ook niet diep en is de draad der handeling nu ook niet zoo verwikkeld als in de stukken van Mijnheer de Marivaux of van Sénancourt, de geestige en vlugge en gevatte gezegden vervulden mij met vreugde. Maar, schijnt het, is de oorspronkelijke muziek voor de lichte liedjes, die den tekst veraangenamen, verloren gegaan; men vroeg aan een, trouwens - ik erken het - talentvol, musicus van Brussel eene partituur! Ach, hadde hij ze niet geschreven!.... Geest van Grétry, hebt gij niet geweend, daarboven in den hemel? Pergolese, hebt gij niet gehuiverd in uw graf?.... Om mij fluisterde men namen: zij gingen van Méhul tot Wagner, over Puccini en Reyer heen. Behalve den eerste, zeggen die namen mij niets. Ik zag echter, dat zij met eenige verontwaardiging werden uitgesproken, waar ik uit afleidde, dat zij met den geest van Charles Joseph, Prince de Ligne, vermoedelijk maar weinig