gezinde ministers voor wijken moeten.
Dat minister de Broqueville noodig achtte, bewust briefje te schrijven en er zich zoo buitengemeen vriendelijk in te toonen, heeft echter wel nog eene andere beteekenis, dan de vrees voor concurrentie bij de verkiezing. Het is de vrees voor het gevaar der Waalsche afscheidingsbeweging. Want het wordt wel heel duidelijk: de Belgische eenheid loopt gevaar. Max Hallet, socialistisch senator, zei het onbewimpeld, verleden week, in volle Eerste Kamer: een referendum in Walenland zou bewijzen, dat negentig ten honderd der bevolking de afscheiding van Vlaanderen, en de aanhechting bij Frankrijk wil.
Hij voegde eraan toe, ditmaal ten onrechte, dat in Vlaanderen eene Pan-Neerlandische strekking bestond. Wel natuurlijk eene Groot-Nederlandsche kultuurbeweging. Maar van eene naasting door Holland kan en mag geen spraak zijn. Ik mocht hier, enkele weken geleden, vaststellen, dat uw landgenoot Dr. Colenbrander dit op het Groot-Nederlandsch Studentencongres uitdrukkelijk had verklaard. Het was ook het, hier aangehaalde, besluit van den jongen historicus Leo Picard, bij zijn onderzoek naar ‘een mogelijken inhoud van de Groot-Nederlandsche idee.’
Maar dit belet niet, dat de gedachte van Bestuurlijke Scheiding nu ook in Vlaanderen veld schijnt te willen winnen. Men kondigt zelfs het verschijnen aan van een Vlaamsch blaadje, dat er voor ijveren wil, met medewerking van... gezel Destrée, het Waalsche haantje vooruit der separatistische beweging.
Hoe die scheiding er zal uitzien, weten wij vooralsnog niet. Destrée heeft zich daar in het openbaar nooit over uitgelaten; ik meen te weten, dat hij er nog geen streng-