leverd heeft, en dat het door sommigen, die hem van dichtbij moeten kennen, vermits zij naast zijne deur wonen, met allen mogelijken ernst in twijfel getrokken wordt.
Jawel, gij hebt gelijk: Emile Verhaeren werd, in 1845, geboren te St. Amands-op-Puers, niet ver van Antwerpen, uit een vader die een Brusselsche Vlaming was, en eene moeder die, al klonk haar naam eveneens Vlaamsch, van Waalschen komaf scheen te zijn. Wat is men, als men de zoon van een Vlaming en van eene Walin is? Men is, meer en beter dan wie ook, een Belg. En nochtans...
Maar ziehier heel de toedracht der zaak, in heel hare domme ongereptheid.
Verhaeren, moet gij weten - en gij wist het al! - gunt zich de weelde van twee, overigens nederige, verblijfoorden. 's Winters woont hij te Saint-Cloud bij Parijs; 's zomers kunt gij hem vinden in zijn woonplaats van ‘Le Caillou qui bique’, dicht bij Roisin, in Henegouw. Hij staat aldaar op de boeken van den burgerlijken stand ingeschreven als ingezetene. Hij is dus wel degelijk Belgisch burger, op Belgisch grondgebied gevestigd burger.
Nu deed zich onlangs voor, dat men Verhaeren opmerkzaam maakte op eene grove, als Belgisch burger door hem gepleegde, tekortkoming: Verhaeren ging nooit naar de stembus; nooit of nimmer zag men hem kiezen noch voor de gemeente, noch voor de provincie, noch voor de Kamer, noch voor den Senaat. Men had vergeten dat hij kiezer was, en met drie stemmen nogal, vermits hij universitaire ezelsvellen bezit. Die eerste vergetelheid is ten onzent geen zeldzaamheid: ik ken een ander Belgisch dichter die sedert ruim acht jaar hetzelfde kiescanton bewoont, geen enkele misdaad heeft gepleegd die hem van zijn burgerrech-