siologische wetten van Jaques-Dalcroze, noch op de geschoolde natuurschoonheid van de Russen, waren zoo goed als vergeten geraakt, zonder eenige hoop op herleven. Want Fancy, de schoone Fancy sterft, waar zij aan het leven, aan de brutale wetten van het Leven verzaakt.... En toen stichtte, tot zelf-behoud, Loïe Fuller eene dansschool.
Men heeft misschien wel ongelijk gehad, Loïe Fuller voor onintelligent te houden. Dat zij grof-Amerikaansche middelen heeft gebruikt om eene besliste en imponeerende beteekenis te doen toekennen aan hare dan toch zeer groote originaliteit, wijst misschien alleen bij haar op een toenmalig gebrek aan kultuur. Het opdringerige en leelijke lag verder misschien alleen dááraan, dat zij dan toch de eerste was om iets nieuws te brengen. En nu komt hare school ons inderdaad bewijzen, dat zij van de andere baanbrekers der nieuwe danskunst veel heeft geleerd, onthouden, en met eigen inzichten verwerkt op eigenaardige wijze.
Wat zij echter behouden heeft: hare liefde voor ongebondene fluïditeit. Minder dan ooit schijnt zij, de verpersoonlijkte drasticiteit aan vorm-eurythmie te hechten. Waar deze, buiten haar wil om, kon blijven bestaan, werkt zij ze tegen met hare, van ouds beminde, meest onverwachte, soms storende lichteffecten. Men stelt zich de kunst van Loïe Fuller, in tegenstelling met die van Isadora Duncan, niet vóór in het naakte en zuivere licht van, eenvoudig, de zon. En hare menigvuldigheid der beweging, veel minder gebonden dan toen zij alléén danste en wel gedwongen was, aan meer of minder symmetrische arm- en lichaamgebaren te gehoorzamen - ons menschelijk lijf is nu eenmaal ten prooi aan synergetische onontkomelijkhe-