| |
| |
| |
De andere wet
I
Brussel, 27 Februari.
Verdenk ons niet, bid ik u, van eenzijdigheid. Wel zijn in den laatsten tijd onze zinnen en gedachten gespitst geweest op éen en hetzelfde voorwerp. De toekomst van het Belgische onderwijs is dan ook zulke geringe zaak niet, dan dat wij erover heen zouden gaan fladderen, om nektar te puren uit andere parlementaire bloesems. Wij zijn wel heel lichtzinnig; plichtvergeten zijn wij echter vooralsnog niet. En zoo hebben wij wel heel veel tijd besteed, en zelfs verspild, aan de nieuwe schoolwet (weest gerust, ik kom er niet meer op terug), maar dat is geen reden, dat de rechterzijde op hare lauweren zou gaan rusten, of de linkerzijde zich op die lauweren zou hebben neergezet.
Nauwelijks dan de schoolwet gestemd in eerste en in tweede lezing, zijn wij tot andere oefeningen overgegaan. En ditmaal ging het bijzonder, ging het verbazend vlug. Zoo vlug zelfs, dat ik er nog niet heelemaal van ben bekomen. Zoo vlug, dat het om onze aandacht schreeuwt en met een duw in de maag alle andere politieke nieuwtjes, die ik u verschuldigd ben en waar ik u zoo verlekkerd op weet, in den hoek der vergetelheid tracht te dringen.
Gelukkig dat ook ik er nog ben. En ten bewijze: het is op deze nieuwtjes, als op een schotel fleurige hors d'oeuvres, dat ik u allereerst vergasten wil.
Zoo ben ik genoopt, door niets minder dan de omstandigheden, een staartje te geven aan mijn jongste briefje. Gij weet, dat het rapport over de schoolwet in den Senaat
| |
| |
aan liberale handen werd uitgeleverd. Inde ira. Tientallen katholieke senatoren hebben erbij de rilling des doods door hun ruggegraat voelen gaan. Te meer dat al de schuld op den bouwvalligen nek van den klerikalen voorzitter der middenafdeeling schijnt neêr te moeten komen. Deze had zelf de aanduiding van den liberalen rapporteur uitgelokt; hij had de afwezigheid van het vierde katholieke lid kunnen aanvoeren om het aanduiden van den verslaggever te verdagen; hij zelf beschikte trouwens over het recht, op eigen gezag den woordvoerder der meerderheid van de afdeeling aan te duiden. Gij stelt u voor hoe de katholieke senatoren op hun, even katholieken, collega schelden! Temeer dat in de algemeene commissie van het openbaar onderwijs de leden der oppositie van het incident gebruik schijnen willen te maken, om ‘Kamer’ te spelen. Zij willen op hun beurt, evengoed als de volksvertegenwoordigers, die er maanden voor noodig hebben gehad, de schoolwet met de aandacht, de nauwgezetheid, den kritischen zin, de logische gevolgtrekkingen en de welgemeende stremmingsmiddelen behandelen, waar zij recht op heeft. Aldus hebben zij heden verklaard. Zoodat het heel goed kan gebeuren, dat al de argumenten van de Kamer tegen de wet in den Senaat eene nieuwe bespreking tegemoet gaan. En gij weet dat oude menschen veel trager denken en spreken dan jonge....
Waaruit voortvloeit dat de ministeriëele wijzigingen, waar men van spreekt, allang een voldongen feit zullen zijn, voor de regeering, de in-haar-geheel-verantwoordelijke, aan de handteekening des konings de nieuwe wet zal vermogen te onderwerpen.
Want die wijzigingen zullen morgen al plaats grijpen.
| |
| |
Zondag op zijn laatst zal de Moniteur ze publiceeren. En zij luiden: de heer Levie, die er genoeg van heeft, verlaat het ministerie van financiën om zich te wijden aan de studie van Bach. Minister Van de Vijvere, die thans den last der spoorwegen torst, gaat naar het geldwezen over; en daar heeft hij groot gelijk in, want, daargelaten dat ons spoornet eene minder-aangename vracht is, vanwege het gewicht, dan ons nationaal fortuin, dat, vanwege de aangroeiende schuld, bij gebrek aan zwaarte aldoor maar omhoog schijnt te willen vallen, is de heer Van de Vijvere een oud wethouder voor financiën van de stad Gent; en de heer Anseele, die te dien tijde met hem over deze localiteit heeft geregeerd, verzekerde ons dat hij als dusdanig lang niet kwaad was. De spoorwegen, zij, gaan wegen (pardon!) op den heer Seghers. Gij zult mij zeggen, dat de heer Seghers reeds de verantwoordelijkheid draagt van onze marine. En dit is inderdaad zoo (waarom de evidentie loochenen?). Maar de heer Seghers neemt, niettegenstaande dit, de spoorwegen op, en, bij deze oefening, glimlacht hij. Want hij weet, de heer Seghers, dat het voor niet lang zal zijn. Immers, wat staat er na de verkiezing van einde Mei te gebeuren?
Ik zal het u zeggen. Er staat eerst te gebeuren (en nu keer ik even naar de financie terug, die al het talent van den heer Van den Vijvere ruimschoots zal kunnen gebruiken!), er staat te gebeuren, dat wij eenvoudig wat nieuwe belastingen, voor een bedrag van ettelijke tientallen millioenen, te heffen zullen hebben. Gij weet, dat, bij sommige schotels, de saus duurder te staan komt dan het vleesch. Zoo heeft men leerplicht ten onzent rijkelijk voorzien van de u welbekende ‘garniture’. En de heer Van
| |
| |
de Vijvere is nu eenmaal de geroepene, die de kosten dier ‘garniture’ uit de Belgische zakken zal hebben te trommelen.
Dit zal, naar het heet, en zooals nogal natuurlijk is, na de verkiezing gebeuren. Er zal nog iets anders gebeuren - en dit brengt ons tot den heer Seghers terug - dat misschien evenveel misnoegen verwekt. Er staat te gebeuren, dat ons spoornet overgaat, zoo groot als het is, in de handen van eene Nationale Maatschappij.
Het zal heel zeker vanavond niet zijn, dat ik daarover philosopheeren zal. Maar aan dit feit zal ik echter een ander knoopen, dat eigenlijk het onderwerp van dezen brief moest zijn: namelijk het stemmen van de nieuwe wet, die eene andere Nationale Maatschappij inricht: die van de Werkmanswoningen.
Doch, ik zie dat gij dit briefje al lang genoeg vindt. Uwe aandacht, doet gij mij opmerken, heeft hare grenzen... Glimlachend treed ik deze beschouwing bij, en zal u dus eerst morgen met deze andere wet in nadere kennis brengen.
N.R.C., 28 Februari 1914.
| |
II
Brussel, 28 februari.
Het gaat dus om het stichten van eene Nationale Maatschappij, die, met medehulp van den staat en allerlei,
| |
| |
fiskale en andere, faciliteiten, het bouwen van werkmanswoningen moet bevorderen. Eene kapitalistische wet dus, daar zij den werkman alle gemak wil verleenen tot het eigenaar-worden; eene wet die echter door haast heel de Kamer - de totaliteit der aanwezige leden, min drie onthoudingen - en dus ook door de socialisten werd gestemd.
Eene wet die trouwens niet innoveert. Want voor zij tot het oprichten van bedoelde Maatschappij overging, had de wetgeving aan de gemeenten aardgelijke vergunningen en tegemoetkomingen toegestaan. Zij was zelfs verder gegaan: aan de gemeente is toegelaten, onteigeningen te doen met het doel, eene reserve aan bouwgronden te stichten. Van dat voorrecht heeft o.m. de stad Brussel ruim gebruik gemaakt: het heeft haar toegelaten, een uitgebreide werkmanswijk met modelwoningen te ontwerpen. Met het sloopen van de bouwvallige en ongezonde krotten, die door de nieuwe wijk moeten vervangen worden, is men, naar ik meen, zoo goed als klaar. En reeds op de tentoonstelling te Brussel kon men de maquette zien van het ontworpen gebouwencomplex, dat wel ruim veld geeft aan kritiek, maar waarvan den grootschen opzet niet kan geloochend worden. - Aan de nieuwe ‘société nationale’ wordt nu de macht ontzegd, op eene zelfde wijze heele blokken huizen tot haar eigendom te maken. Het gaat, in den wetstekst, om twee woorden: ‘woonplaats’ en ‘gebouw’. De regeering wilde onteigening van elke ongezonde ‘woonplaats’ (wat best een gedeelte van een gebouw kan zijn) toelaten; Kamiel Huysmans stelde eventueele expropriatie van het geheele ‘gebouw’ voor (dat best enkele gezonde woonplaatsen kon bevatten). Het amendement-Huysmans werd echter verworpen, hetgeen de werking van de Nationale Maatschappij
| |
| |
kan belemmeren. - Misschien wordt hier bij tweede lezing der wet of bij de bespreking in den Senaat nog verandering aangebracht, zoodat de Maatschappij op gelijken voet komt te staan met de gemeenten in haar streven naar gezondmaking, zij het dan ook wel eens ten koste van het schilderachtige, en naar moreele opleiding, die het gevolg moet zijn van zindelijke en vriendelijke woningen.
Ziehier nu in 't kort wat de wet behelst. Het kan, in een land waar de groote steden naar uitzetting dringen, wat 't bouwen van nieuwe wijken noodig maakt, zijn nut hebben, ze hier samen te vatten.
De regeering wordt er dus toe gemachtigd, de statuten goed te keuren van eene maatschappij die, met plaatselijke vertakkingen, fondsen mag voorschieten tot het bouwen van goedkoope woningen. Die maatschappij bezit rechtspersoonlijkheid, met al de daaraan verbonden voorrechten. Staat, provinciën en lokale of regionale maatschappijen kunnen inschrijven op hare actiën. Als goedkoope woning wordt beschouwd, elk huis of deel daarvan dat voor minder-bemiddelden is bestemd. Drankhuizen worden uitgesloten. De jaarlijksche huishuur en het kadastraal inkomen zullen een bij koninklijk besluit vastgesteld maximum niet mogen overschrijden.
Onder de minder bemiddelden zijn begrepen: de eigenlijke werklieden; de klerken en bedienden van lageren rang, zoo in openbaren als in privaten dienst; de onderwijzers; in een woord al dezen wier jaarwedde een door de regeering vastgesteld maximum niet overtreft of die niet meer belasting betalen dan eveneens door de regeering bepaald wordt.
Door de Nationale Maatschappij worden aangenomen de
| |
| |
maatschappijen die zich als uitsluitend doel stellen: 1o. het koopen, bouwen, verbeteren, verkoopen en verhuren van huizen en woonplaatsen of van bouwgronden die bestemd zijn om ingericht of verkocht te worden met het oog op het bouwen van huizen of aanleggen van tuinen, geschikt voor werklieden of van openbaar nut; 2o. het uitleenen van gelden, die moeten dienen voor dergelijke doeleinden. De deelneming van staat of openbare machten kan afhankelijk worden gemaakt van de voorwaarde, dat een deel der woningen verhuurd of toegestaan wordt bij voorkeur aan gezinnen met vele kinderen. De lokale maatschappijen kunnen worden opgericht als naamlooze vennootschappen of op samenwerking berusten. Zij bezitten eveneens rechtspersoonlijkheid. De regeering kan tot een vierde van hun kapitaal inschrijven. Een thans op honderd millioen frank vastgesteld kapitaal wordt door de regeering ter beschikking van de Nationale Maatschappij gesteld, naarmate zij voor deze som gebruik zal hebben. Dit voorschot wordt gedaan naar voorwaarden, die door bijzondere reglementen worden bepaald. De algemeene spaar- en lijfrentekas is ertoe gemachtigd, hare operaties over eigenaars van werkmanswoningen uit te breiden. Daar zal de regeering haar geldelijk bij helpen, weêr onder vaste voorwaarden.
Op voorstel van de nationale maatschappij kan het onteigenen van ongezonde woonplaatsen als zijnde van openbaar nut uitgesproken worden. De onteigende lokalen moeten door werkmanswoningen vervangen worden, tenzij een koninklijk besluit er anders over beschikte. De regeering kan de stedelijke armbesturen en besturen der godshuizen ertoe uitdrukkelijk aanzetten, zich eene of meer lokale maatschappijen aan te trekken. Gebeurt dit niet binnen de
| |
| |
zes maanden, dan kunnen zij ertoe worden gedwongen. De weldadigheidsbureelen kunnen rechtstreeks tusschenkomen door het uitbetalen van een deel der huishuur van talrijke of behoeftige gezinnen. - Toezicht over gezondheid, over eigen gebruik van de woning, over eventueel speculeeren, wordt door tusschenkomst van den staat uitgeoefend.
Zijn ontslagen van het zegelrecht al de akten die van de Nationale Maatschappij uitgaan of er in betrekking mede staan, zoo voor het verkoopen of verhuren van gronden of huizen als voor het verstrekken van leeningen, en alles wat er zou kunnen bijbehooren. Zoo ook voor een goed deel wat registratie en overschrijving betreft. Voor het verkoopen van onroerende goederen aan aangenomen maatschappijen zijn de registratierechten veel verminderd. Al deze reducties worden toegestaan aan de minder bemiddelden die van de maatschappijen koopen of leenen, mits beperking van grondoppervlakte en ontleende som.
Ziedaar in hare grondlijnen, de nieuwe wet.
De Belgische Kamer heeft er wel eens slechtere gestemd.
N.R.C., 3 Maart 1914
|
|