van homogeniteit is geen spraak; de gewoonte van den dramatischen, van den uiterlijk-bewogen zang schaadde blijkbaar aan de egale klankwaarde van het orgaan. En dit is jammer bij eene zangeres, die ook als concertzangeres zeer begaafd mag heeten.
Een eerste hoedanigheid is het klavierspel van den heer David Blitz is eene zeer ontwikkelde techniek, gepaard aan groote zekerheid. Hij heeft een graad van virtuositeit bereikt, die, om de som arbeid die zij doet onderstellen, werkelijk eerbied afdwingt. Het is dan ook vooral in de stukken, waar hij bravour in ontwikkelen kon - in een ‘air varié’ van Haendel, in het 2e ‘impromptu’ van G. Fauré, in de 12e Rhapsodie eindelijk van Liszt - dat hij zijn talent liet gelden. Niet zeer gediend door een wat week, niet zeer aansprekend instrument, een Pleyel, kwam zijn interpretatie minder tot haar recht in stukken, die meer rechtstreeks tot het gemoed spreken, zooals het adagio sostenuto der Mondscheinsonate of het ‘Warum’ uit de Phantasiestücke. Dat bij Blitz echter wel degelijk eene zuivere musikaliteit aanwezig is, bleek uit de vertolking van Debussy's scherp weêrgegeven ‘Soirée dans Grenade’.
Uit de opgegeven titels blijkt, dat het programma van den heer Blitz al even verscheiden was als dat van Mej. Marié de l'Isle. Morgenavond, Dinsdag dus, geven zij in hetzelfde zaaltje een nieuw concert, dat de Belgische politiek mij helaas beletten zal, bij te wonen.
N.R.C., 11 Februari 1914.