dige evenwicht, scheidt hij zich nooit af van het innige gemoed. Zoodat deze ‘Pénélope’ een werk is, waar de liefde wel steeds beheerscht wordt, maar de beheersching nooit zonder de liefde gaat.
Het gevolg is geweest een feest van nobele aandoeningen. Fauré heeft de Odusseia doorvoeld, en dankbaar bemint hij ze. Doordrongen van klassieke schoonheid, gelijk een Franschman die smaken kan, - en bij voorbaat weten wij, dat wij hier ver zullen blijven van de tragiek, die Strauss ontwikkelt in eene ‘Elektra’, hoe welkom zij ook ware geweest bij de slachting der pretendenten, die Fauré niet heeft weten te bezielen, - doordrongen dus van klassieke schoonheid, heeft Fauré ze zelfs in haar breeden ernst, en zonder de sentimentaliteit die men van hem vreezen kon, weten weêr te geven. Zijn werk is, ook muzikaal, vol groote, diepzinnige, vereeuwigde gebaren, die in u het woord ‘meesterwerk’, in zijne beteekenis van harmonieuze hoe dan ook strenge volmaaktheid, oproept. En waar het de groote lyrische tragédienne Claire Croiza is, die ‘Pénélope’ zingt, kan men thans in den Muntschouwburg een kunstgenot smaken, dat ik alleen vergelijken kan bij de eerbiedwekkende indrukken, die sommige Glück-uitvoeringen in mij nalieten.
- Voor een paar weken ging, in denzelfden Muntschouwburg, het laatste gewrocht van den heer Raoul Gunsbourg. Gij weet dat deze... toondichter zijne opera's door anderen laat orchestreeren, die het trouwens doorgaans heel knap doen. Het laatste gewrocht van Gunsbourg heet ‘Venise’, en... ik had na de eerste vertooning waarlijk den moed niet, er u over te schrijven: zooveel modieuze en brutaal-aanstellerige platheid stelt gij u niet voor. En nu ik ‘Pénélope’ gehoord heb...
N.R.C., 6 December 1913.