De schoolwet
XIII
Brussel, 4 November.
‘Er zijn in het land’, riep gisteren Vandervelde in eene socialistische meeting uit ‘honderden duizenden liberale en socialistische vrijdenkers; welnu, slechts enkele honderden daarvan ontslaan hunne kinderen van het godsdienstige onderwijs, zooals de wet van 1895 hun toelaat.’ Dit is inderdaad een feit van de grootste beteekenis in België: terwijl de katholieke ouders stelselmatig en tuchtbewust hunne kinderen naar de konfessioneele school zenden, heerscht onder de vrijzinnigen eene onbegrijpelijke onverschilligheid. De geloovige gezinnen laten zich, inzake onderwijs, leiden door wie zij in deze bevoegd achten. De vrijdenkers zien naar zulke bevoegdheid niet uit, of beter, zelfs al heel weinig bevoegd, sturen zij hunne kinderen naar de gemeenteschool, zonder zich verder te bekommeren wat op die school gebeurt. Zoo echte schoolneutraliteit dan ook zoo weinig bestaat, dan is dat zeker aan deze ouders te wijten, op wier onverschilligheid de kerk haar onderwijsmonopolium bouwt, hierin zeer dikwijls geholpen door de moeders, die, godsdienstig gebleven, de geestelijke leiding der kinders uit de handen van den vader nemen.
Heden kwam Vandervelde op deze aanklacht terug: ‘Terwijl men het ons onmogelijk maakt, zoo financieel als moreel, scholen in het leven te roepen naar onze eigen inzichten,’ zei hij, ‘zien wij het hoogere onderwijs tot zelfs op de universiteit te Brussel toegevingen doen,