was het voorafgegaan geweest, verleden jaar door ‘Le spectre de la rose’, eene suite van Weber, geïnspireerd op een gedicht van Heine, en symphonisch bewerkt door Berlioz. Toen kregen wij, terwijl schoone muziek ons streelen kwam, heerlijke Oostersche visioenen te bewonderen. De poging - die trouwens haar oorsprong heeft in de Russische balletten - werd dezer dagen hernieuwd met ‘Istar’. En ik kan u geen beteren raad geven, dan dit naar Brussel te komen zien.
‘Istar’ is, gij weet het misschien, eene buitengewoonschoone parituur. Programma-muziek, in dezen zin, dat zij berust op eene Indische legende, die juist dezelfde is als die van Orpheus.... maar omgekeerd. Istar, namelijk, is eene jonge dochter die op zoek gaat naar haar bruidegom. Dat loopt nu juist niet op rolletjes: voor zij aankomt en den jongen in de oogen mag zien moet zij door zeven poorten, en telkens de wachters van deze vermurwen. Telkens ontnemen zij haar een kleedingsstuk: eerst hare tiara, dan haar bovenkleed, enz..., totdat zij, aan de poort nummer zeven gekomen,.... niets meer af te leggen heeft dan haar schaamtegevoel. En aldus kan zij in de armen vallen van den welbeminde, die blijkbaar niet beter vraagt.
Programma-muziek dus, deze ‘Variations symphoniques’, en nochtans van de zuiverste muziek, die men zich denken kan, en die berust op een geniale gedachte. - Als men van ‘variations’ spreekt, dan denkt men onmiddellijk aan steeds stijgende verwikkeling; de toondichter gaat uit van een enkelvoudig thema, om het door de middelen die de muzikale techniek hem aanbiedt, op te smukken. Nu heeft Vincent d'Indy juist andersom gedaan. Van een zeer verwik-