Verzameld journalistiek werk. Deel 6. Nieuwe Rotterdamsche Courant januari 1913 - november 1913
(1990)–Karel van de Woestijne– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 590]
| |
doorzicht bezitten, noch zelfs een doortrapt politicus heeten, om te raden waar het met de bespreking van de schoolwet heengaat. Een besluit, hedenochtend door de vergaderde socialistische linkerzijde genomen, wijst het overvloedig aan: de schoolwet natuurlijk hardnekkig, maar amendementen voorstellen - die vermoedelijk aangenomen zullen worden - om bij het uitreiken der subsidies alle rechtvaardigheid te verzekeren. Hetgeen wil zeggen, dat de socialisten vermoedelijk de wet niet zullen stemmen, maar ze in petto bijtreden, mits zij de noodige waarborgen bij het verdeelen der toelagen oplevere. Dit zal ook wel het geval zijn met de liberalen, die wel bekennen dat dit de beste schoolwet is die hun van katholieke zijde kan geboden, als wel te verstaan de besnoeiing van staatsgelden, door de regeering in de middenafdeeling toegestaan wat de vrije geestelijke scholen aangaat, zoodanig door de wet wordt bekrachtigd, dat zij geene al te gemakkelijke interpretatie ten bate dier scholen toelaat. Dat het wetsontwerp inderdaad wet wordt, lijdt wel geen twijfel: de zestien stemmen meerderheid zijn daar om het te waarborgen. Het verzet links is dan ook lang niet zoo verwoed als voor twee jaar. Maar de linkerzijde, al wil noch kan zij ze openbaar bijtreden, zal er niettemin voor zorgen dat zij zoo weinig mogelijk wordt eene partijwet, eene wet waar de regeeringspartij alleen nut bij heeft. En het dient erkend dat de regeering, die in deze heel wat tegenstand bij hare eigen vrienden zal hebben ondervonden, bereid schijnt hierin voldoening te geven.... in zooverre zij dit kan, zonder zich een goed gedeelte der rechterzijde te vervreemden, zooals, gij weet het, enkele maanden geleden dreigde te gebeuren bij de behandeling van de | |
[pagina 591]
| |
militaire wet, waar zij zich thans wel voor hoeden zal, nu vooral zij eene schitterende, maar niet geheel geruststellende overwinning behaald heeft op Woeste. Zulke geestesgesteldheid der Kamer beperkt natuurlijk de bespreking. Over de wet-zelve zegt men weinig. Men verkiest af te wijken, en de discussie te verplaatsen op een terrein, waar de eigenlijke wet weinig mee te maken heeft. Slechts Devèze heeft geprobeerd ze rechtstreeks aan te randen met een argument, dat twee jaar geleden goeden dienst heeft gedaan, al liep het op academisch betoog en verweer uit: de wet zou ongrondwettelijk zijn. Maar Royer bracht de discussie onmiddellijk op het gebied, dat zij sedert dien niet verlaten heeft: de vrije scholen deugen niet. Waarop Woeste, slapjes, antwoordde: het is het neutraal onderwijs dat niet deugt. En nu kwam heden Lamborelle, met eene kleine afwijking, bewijzen: de klerikalen willen niet dan de afschaffing van het officiëele onderwijs. En zijn betoog staaft hij met talrijke citaten. ‘Wij, liberalen, willen kalmte en vrede in den lande’: aldus was hij verleden Vrijdag al begonnen, ‘en al ons streven is, alle vijandelijkheid te dempen, door iedereen gelijkheid en recht te verzekeren. Gij, ge zijt eene onleschbare partij, die voor haar-zelf aldoor maar meer wil, en, opgejaagd door de kerk, de geesten en zielen te verslaven zoekt. Dit blijkt vooral in zake onderwijs. De kerk wil hare volledige, hare alleenheerschappij weer verwinnen, zooals zij die bezat onder aartshertogen. Van bij den val van Napoleon begint zij hare lastercampagne tegen de openbare scholen; meer bepaald sedert 1842 gaat het Belgisch bisdom den strijd aan ten voordeele van eigen, | |
[pagina 592]
| |
confessioneel onderwijs. En de regeering heeft geholpen. Ten bewijze, o.m. de afschaffing van veertien officiëele normaalscholen en het aannemen van veertig vrije normaalscholen. Op een congres, te Mechelen, in 1863, geneerde Woeste zich niet te verklaren, dat men onophoudend moest werken aan de uitroeiing van het staatsonderricht. Hij is de eenige niet in zijne partij, om deze theorie te verdedigen; in 1897 beriep Lammens zich op de neutraliteit van de moderne staten tusschen de verschillende denkwijzen om te besluiten: de staat moet buiten de school blijven. “Dit moge de oplossing der toekomst zijn,” meende hij, “intusschen moeten wij ervoor zorgen dat de godsdienst in de openbare scholen eene rechtmatige plaats behoude.” En Verhaegen voegde er in 1910 deze practische wenken bij: “ons openbaar onderwijs moet godsdienstig zijn, anders gaat de katholieke partij den dieperik in, vermits zij niets kan verwachten van ongodsdienstige kiezers.” Dus, godsdienstig onderwijs in de officëele scholen, zoo niet: alleen de vrije school, waar de godsdienst het onderwijs beheerscht. Want gij weet wat men leert in de bisschoppelijke gestichten, welke historische ketterijen er, b.v., worden uitgekraamd, hoe er onder meer, over de Hervorming en de Fransche Revolutie wordt onderwezen, hoe hardnekkig en met welke wapenen de vrijmetselarij er wordt bekampt.’ Hiervan leest spreker talrijke en stichtende voorbeelden uit episcopale schoolboeken voor. ‘En wat zien wij gebeuren?’ vervolgt hij, ‘deze boeken, van dagelijksch gebruik in de vrije scholen die gij in dezelfde mate als de officiëele scholen subsidieeren wilt, - deze boeken worden in de gemeentescholen | |
[pagina 593]
| |
uitgedeeld... als prijsboek. Ziedaar waar wij heengaan, zoo wij de regeering volgen!’ Aldus de luid toegejuichte heer Lamborelle, dien de heer Siffer, van af het gestoelte, tegenspreken zal: ‘Gij hebt ons mooi onze boeken verwijten! Zijn de uwen meer dan een langen kreet van haat tegen ons en de katholieke kerk? Zie maar “Le siècle Artevelde” van Van der Kindere; zie maar “La Matière vivante” door Jacqmain, een leeraar van eene officieele normaalschool.’ ‘Maar dit zijn geen schoolboeken!’ onderbreekt Vandervelde. ‘Neen,’ antwoordt Siffer. Maar gij hebt het zelf gezegd: zulke meester, zulke leerling. - Trouwens, de wet ter sprake heeft hiermee niets te maken. Het gaat, hoofdzakelijk, om leerplicht. Wij hadden hem niet noodig: wij doen hem u echter cadeau. Maar dan op voorwaarde dat gij de vrijheid van den pater familias eerbiedigt. - Verder is onderwijs niet alleen vorming: het is ook voorbereiding tot latere kennis. Daarom geven wij u den vierden graad. Gij hebt gelijk te beweren, dat het onderwijs in vele scholen met veel overdadigs beladen is. Zoo te Gent; en ook aldus te Brussel, waar het groote aantal achterlijke kinderen terecht door u geweten wordt aan de taaltoestanden. Het onderwijs dient dan ook, vooral in taalopzicht, logisch ingericht. Ziedaar de taak der school: daarin zijn wij het eens. Maar dan, mits gij met ons de vrijheid van den familievader erkent. Wat zien wij trouwens in uwe rangen gebeuren?: velen sturen hunne eigen kinderen naar de confessioneele scholen, die zij bekampen; maar beletten dat de kinderen uit het volk hetzelfde zouden doen... En dat | |
[pagina 594]
| |
zijn de vrijdenkers, die onze scholen voor ezelsscholen doen doorgaan, - scholen waar trouwens de meesten onder u hun onderwijs genoten... Het bewijst, dat buiten volledige vrijheid van den huisvader, de oplossing van de schoolkwestie onmogelijk is. Daarom willen wij ook van geen verplicht neutraal onderwijs weten, omdat primo dit onderwijs de vrijheid krenkt, en het secundo tot onverschilligheid leidt. Ieder - en Anseele heeft het gezegd - moet het recht hebben, zijne kinderen in eigen sociale overtuiging op te leiden. Trouwens, alleen onkunde kan neutraal zijn: uwe vrienden hebben het herhaalde malen gezeid. Daarom eischen wij vrijheid, - eene vrijheid die wij in vele gevallen vergeefs bij u, vrijdenkers, zoeken. Want gij, die u op de vrijheid der gedachte beroept, gij zijt behekst, gij zijt bezeten door godsdiensthaat. Alle uwe daden gehoorzamen aan deze drijfveer. En daarom wilt gij ons beletten, iets te doen voor de kinderen onzer scholen. Kan men ons dezelfde onverdraagzaamheid verwijten? Maar willen wij dan niet voor allen schoolsoep, medikaal toezicht, wat al niet meer!... En het volk weet wel wat het aan ons heeft: nooit zijn onze scholen meer bevolkt dan sedert 1 October. - Het ontwerp is dus een stap verder naar rechtvaardigheid, - rechtvaardigheid die ook de vrije scholen toekomt. En daarom verdient minister Poullet onze gelukwenschen om eene wet, die waarachtig democratisch is.’ En... l'orateur reçoit les félicitations de ses amis politiques. Waarna de liberaal Vandewalle op zijne beurt aan 't weerleggen gaat. Hij komt er echter eerst morgen geheel mee klaar. En | |
[pagina 595]
| |
ik ook, trouwens.
N.R.C., 23 October 1913. |
|