te. Hij heeft zich moeten neerleggen bij de gedachte, dat hij het neerschrijven in de wet van leerplicht niet langer kon beletten. Maar hij had erbij gezegd: dan toch in elk geval niet, zonder dat het vrije, en meer bepaald het kloosteronderwijs, er al het profijt van wegdrage. En daarom heeft hij willen verslaggever zijn van de middenafdeeling, die het wetsontwerp op zijne pooten zou stellen. Maar nu heeft de meerderheid van die middenafdeeling beslist: kloosterlingen krijgen de subsidie niet; deze komt alleen wereldlijke onderwijskrachten toe. En de heer Woeste, verslaggever, is wel verplicht geweest, zich bij die beslissing neer te leggen.
En vandaag heeft de heer Woeste gesproken. Schitterend is hij niet geweest. In den heer Woeste acht ik veel meer den vechtersbaas dan den mysticus. En het is vooral de mysticus, die heden aan het woord was. Hetgeen weêr maar eens bewijst wat een fijn strateeg Woeste is: iemand die steeds middel vindt, uwe bewondering af te dwingen, al was het door zijne loosheid.... Intusschen dient minister Poullet gelukgewenscht, dat hij deze overwinning op Woeste behaald heeft: hij heeft er den zegepraal van zijn wetsontwerp door verzekerd....
Maar ik wilde zeggen wat Woeste zoo al te vertellen wist. - Weet dan dat hij van meet af uitriep: ‘Maar ik beklaag mij heelemaal niet over de redevoeringen die hier werden uitgesproken. Integendeel (zooals Ibsen, als ik mij niet vergis, eens zei). De scholen zijn weer binnen, en zij hebben het aantal hunner leerlingen aanzienlijk vermeerderd gezien. Hetgeen wel bewijst dat de huisvaders met ons zijn, en niet met u. Waaruit ik besluit: onze scholen, die de talrijkste zijn, dienen gelijkgesteld