hoe weten zij, ook in de meest-enthousiastische uitbundigheid, smaak en distinctie te bewaren!... Het is een lust, een echt genot, ook voor ‘blasés’ die met zeer oprechte minachting den rug keeren naar de kunst der Italiaansche muzikale vereisten, een werk als ‘La Fille du Far-West’ onder eene leiding als die van Polacco te hooren uitvoeren.
Maar het genot wordt innige bewondering, als het stuk gezongen wordt door kunstenaars als Emmy Destinn, als den tenor Martinelli, als den baryton Dink Gilly.
Emmy Destinn is geene kwasi-geniale zangeres - wij hebben er te Brussel eene bezeten in Claire Croiza, die Gluck's ‘Orphée’ waarlijk als omschapen heeft, - noch zelfs eene zeer intelligente - zooals, enkele jaren her, ten onzent mevr. Charles Mazarin. Maar zij is eene zangeres-van-nature, begaafd met een heerlijke stem en als het ware met ingeboren zingkunst, die zich daarenboven al de tradities van het belcanto zoo heeft geassimileerd, dat ze haar bloed-eigen zijn geworden. Zij is dan ook nog eene lyrische tragedienne van groot talent.
De warme en tevens zachte, de lenige en toch doordringende stem van Martinelli klinkt heerlijk in de gepassioneerde muziek van Puccini. De zanger trouwens is vol goeden smaak en omzichtigheid. Zijn zang schijnt eerder bedacht dan dat hij natuurlijk zou zijn. Hij blijft echter zoo taktvol en klinkt zoo schoon, dat wat er mocht aan ontbreken als onmiddellijke overgave, ruimschoots vergoed wordt door distinctie en schranderheid.
Eene uitmuntende tooneelkracht en een prachtig-vol geluid is Dink Gilly: meer de Italiaan der overlevering maar zonder de minste oppervlakkigheid; een schoon tempe-