3o. Bevestiging van de aan den wedderooster der onderwijzers, door middel van het krediet van vier millioen toegebrachte verbetering, welke vergroot wordt en in de wet geschreven;
4o. Uitstrekking van den nieuwen rooster tot de aanneembare onderwijzers, in de voorwaarden, waaronder het voordeel ervan is vergund aan de aangenomen onderwijzers;
5o. Algemeenmaking van kosteloosheid; waarborging van alle kinderen, zonder eenig onderscheid van school, van kostelooze verleening van schoolbehoeften, en desgevallend, van het voordeel van werken als daar zijn: schoolsoep, schoolrefters, schoolkoloniën, enz.;
6o. Algemeenmaking van medisch schoolonderzoek;
7o. Verleening van nieuwe waarborg aan de aangenomen of aanneembare scholen, met verleening van nieuw gemak aan hen die het eigenlijke officiëel onderwijs verkiezen.’
- Ziedaar, volgens zijne eigene, officiëele, en heden voorzichtig-voorgestelde bewoordingen, de bedoelingen van minister Poullet. Valt nu natuurlijk te bezien hoe zij in een wettekst verwerkt werden. Zijn zij zoo onschuldig, zoo edelmoedig en zoo vredelievend als zij eruit zien in het ‘exposé des motifs’? Het is de vraag die de oppositie zich natuurlijk gesteld heeft.
En het antwoord is, gij hadt het al geraden, negatief.
Aan die bevinding heeft de heer Devèze reeds heden lucht gegeven.
Maar slechts morgen zal hij zijne, markwaardige, redevoering tot een goed einde brengen.
En met uw welgevallen: het zal meer in het bijzonder zijne redevoering zijn, waar ik u morgen over onderhouden zal.
N.R.C., 15 October 1913.