Want de Vlaamsche dagen, die wij tegemoet gaan, hebben ditmaal wel zeer bijzondere beteekenis. Juist omdat in de laatste tijden heel de Vlaamsche Beweging zulke groote beteekenis heeft gekregen. De tentoonstelling te Gent zal in de geschiedenis van die beweging van zeer groot belang geweest zijn. Misschien wordt ze van zeer treurig belang in de geschiedenis van België, vooralsnog het gemeenschappelijk vaderland van Vlamingen als van Walen.
Gij weet hoe werkdadig zich, nauwelijks anderhalf jaar geleden, eene zoogenaamde Waalsche beweging ontwikkelde. Die beweging heb ik in haren aanvang toegejuicht. Ik blijf het er voor houden, dat elk volk, dat elke stam, tot eigen ontwikkeling, tot volkomen zich-zelf-worden, ‘bewegen’ moet. Ik weet wat de Vlaamsche Beweging aan zelf-bewustzijn, aan fierheid om onze eigene schoonheid, voor onze kunstenaars, voor onze geleerden, voor geheel het volk als krachten-ontwikkelaarster op elk gebied geweest is. En daar ik niet beter vroeg dan Wallonië een zelfde toekomst te zien tegemoet treden, door betere kennis van eigen geschiedenis en van eigen folklore, was ik onder de weinige domme Vlamingen, die aan de Waalsche beweging (maar dan in de gehuldigde opvatting waar de Vlamingen toch niets bij te verliezen hadden), eene toekomst wenschten, even schitterend als die der Vlaamsche.
De Vlamingen die te dien tijde dachten als ik, waren dom: ik herhaal het. Zij dachten te staan voor eerlijke geestdriftigen. Weldra bleek dat zij stonden tegenover voor een goed deel echte vijanden, die niets ontzagen, zelfs niet de klaarblijkendste waarheid, om onvaderlandsch, anti-Belgisch werk te doen.
Deze Walen, die - ik wil het te hunner verschooning