ken - dan verdaging, die toe zou laten de oogen der bevolking te openen op de wondbare plekken van onderhavig wetsontwerp. (Gij zijt rijk genoeg aan verbeelding, om u voor te stellen op welke wijze zulke oog-opening geschiedt.)
Dat wetsontwerp, het ziet er anders wel goed uit. Schoolplicht, invoering van vierden graad, geneeskundige dienst, een aantal andere diensten nog: het is niets te veel; het is voor een deel misschien nog onvoldoende; maar... het brengt ons toch een eindje vooruit in de rij der beschaafde volkeren. En beter laat dan nooit... Er blijft echter, zooals ik u sedert drie jaren in de ooren schreeuw, het befaamde artikel 15 der Grondwet, dat, naar ik vrees, nooit rationeel wordt uitgelegd; en er is verder de gelijkstelling van geestelijke met wereldlijke onderwijzers, voor wat staatstoelagen aangaat.
Het is goed te begrijpen dat zulke gelijkstelling heftige bekamping vindt aan de linkerzijde. Misschien kan de minister nog enkele amendementen aanvaarden, die den gehuwden onderwijzer, die kinderen heeft, bevoordeeligen zouden. Maar dit zou niet beletten, dat het princiep recht bleef: gelijke bezoldiging voor gelijke diensten.
En rechtuit gezeid: die vraag komt mij als onoplosbaar voor. Niemand links zal de stelling van den minister aanvaarden; en het is zelfs te vreezen dat ook rechts sommige leden uiting zullen geven aan de klachten van wereldlijke, zij het dan ook vrije en katholieke onderwijzers, die vrouw en kinderen hebben, een stand hebben op te houden, en niet wenschen gelijk te worden gesteld met geestelijken, die leven op kosten van de orde waartoe ze behooren en wier gewin noodzakelijk in de gemeene kas dezer orde zou gaan. En het zou mij dan ook alles behalve ver-