Ziehier waar het om gaat.
Zekeren dag wordt Mr. Zwendelaar opgeroepen voor een wapenschouw. Hij verhaast zich, erheen te loopen, voorzien van al de reglementair-voorgeschreven voorwerpen. Alleen had hij het uniform verzaakt: hij had het hoorlijk gevonden, een gestreept pantalon naar de laatste mode aan te schieten, een gekleede jas van de fijnste snede aan te trekken, en op zijne hoofdharen te plaatsen een hoogen zijden hoed die glansde in de zonne. Dit beviel zijn commandant maar weinig, die hem het bevel gaf, aan het uiteinde der rij plaats te nemen in afwachting van den majoor. Wat de heer Zwendelaar deed. En toen de majoor hem aldus zag staan, de bajonetriem over de redingote gespannen, beval hij hem naar huis te keeren. Hetgeen de heer Zwendelaar zonder de minste op- of aanmerking uitvoerde.
Meen nu niet dat het daarmee afgeloopen is. Want enkele dagen nadien ontving de burgerwacht Zwendelaar een papier, waarbij hij gedaagd werd voor den tuchtraad der civiele militie, onder beschuldiging ‘niet aan het bevel van zijn commandant gehoorzaamd te hebben, dewelke hem had geheeten naar huis te gaan en zijn uniform aan te doen, en verder zware insubordinatie te hebben bedreven door zich aan te melden in eene belachelijke toetakeling’.
Gisteren nu verscheen Mr. Zwendelaar, advokaat en garde-civique, voor zijne rechters. Gisteren zou hij een martelaar beginnen te worden. En het werd zoowaar eene interessante vergadering.
De verdediger van beklaagde begint, door eenige belangrijke punten in het juiste daglicht te stellen. (Hebt gij ooit al geprobeerd, een punt in het licht te plaatsen? Gemakkelijk is het niet. Maar het geeft veel genoeg-