ons ineens weêr naar 1913 verplaatst. Moeten de wagens buiten blijven: één voor één treden de groepen in de reuzenzaal, vullen ze met kleurigheid, zetten ze, tegen de met perspectieve landschappen bemaalde wanden aan, vol heldere levendigheid. Wij zijn, onder het ijzeren bintwerk, dat de wetenschappelijke stevigheid van het heden verbeeldt, ineens verplaatst in een droom-verleden, dat daar, onder onze blikken in harmonieuze orde opgesteld, in onze oogen gaat leven als eene nieuwe, maar sedert lang vertrouwde heerlijkheid.
Maar daar stuiven de opengelaten middenruimte een veertig ruiters binnen en zij gaan, in weergalooze gratie, op hun sierlijk- en nobel-stappende dieren, een carrousel uitvoeren, daar alle oogen in bewondering op gevestigd zijn, en waar mij niets in stoort dan de paarden, die nerveuze-cavaleriepaardjes, welke ons uit Arabië via Spanje, en later uit Engeland moesten toekomen, en die zoo weinig gemeens hebben met de machtige zeventiend'eeuwsche beesten, de stevige krijgsrossen uit den gulden tijd, - die echter, ik beken het, de dolle fantasia, die het feest besloot, onmogelijk zouden hebben gemaakt.
En aldus verliep het feest der koninklijke en ridderlijke gilde van Sinte Machiel, in stemmigen praal, en dat door niets werd gestoord.
Zoodat burgemeester Braun, die anders voor standjes en botsingen beducht is (deze, geheel Fransche feestelijkheid, al gold het eene Vlaamsche gilde, hadde ze wel kunnen uitlokken), zoodat burgemeester Braun groot gelijk had, dezen schoonen Ommeganck niet te verbieden.
N.R.C., 30 Juli 1913.