En zoo voorts
Brussel, 25 Juli.
Er bestaat niet de minste reden, dat het zou ophouden. Er bestaat zelfs alle reden, vindt de linkerzijde, dat het voort zou gaan. En het gaat voort, ik verzeker u!
‘Gaat vooral maar niet denken, dat wij obstructie willen maken!’ zegden vanmiddag bij beurten, en de hand op het hart, de gezellen Terwagne, Huysmans en Vandervelde. ‘Alleen, wij willen geene overhaasting. Alles op tijd en stond, mijne heeren. Gij zegt, dat wij de bespreking der schoolwet willen beletten. Maar integendeel: die bespreking, niemand wenscht ze vuriger dan wij! Maar dan, asjeblieft, na grondige studie. En daar het rapport der middenafdeeling over het onderwerp niet eens verschenen is, bestaat er geen reden om zich zoo te haasten met de begrootingen.’
‘Trouwens’, vervolgt Vandervelde, ‘wie is het die het kabinetshoofd in zijn voorstel, de behandeling der schoolwet te verdagen tot in October, niet heeft willen volgen? Toch wij niet! Wij zijn alleen opgekomen tegen eene beperking der discussie. Wij vragen niet beter dan na de begrootingen en de belastingwetten uiteen te gaan, om dan in October voor de schoolwet terug te keeren; maar dan onder de verbintenis, de discussie binnen een bepaalden tijd te beëindigen.... Neen, gij zijt het, rechterzijde, die u liever van vacantie berooft dan het schoolwetontwerp breedvoerig behandeld te zien, gelijk het, tegen uw wil in, gebeuren zou in eene buitengewone zitting. En daarom wildet gij minister de Broqueville niet