| |
| |
| |
Het zuiden te Brussel
Brussel, 27 Juni.
‘Gy speelt in schaduw van den breeden beuckeboom, Op eenen dunnen halm, een veltliet, blijde en wacker’....
‘Welk zoet geschal - terwijl, in 't eerste dagesuur, een zilveren licht mijne oogleden komt betten en is als eene eerste vrome vermaning aan mijn dralend bewustzijn, dat traag-aan ontwaken gaat, - welk ver maar dringend, zoet maar beurend geluid is 't, dat, van uit de donkere diepten des dommels, mijne aandacht opeischt, doet dat ik mijne oogen fel open, en luister als naar eene onvermoede harmonie, als naar een lied zoo nieuw, dat niemand het ooit gehoord heeft?...
Om mij staat de kamer in nog nachtelijke onroerbaarheid, grauw en flets-geurend in den prillen ochtend. Tusschen de reten der gordijnen vloeit het licht als water achter den dicht-glazen, geel-troebelen wand van een aquarium. Helaas, weêr zal het geen zonnedag worden. Weêr zal ik mijn morgen slijten binnen het stugge rijzen der vier kamermuren en de zat-geziene, idioot-bekekene prenten en schilderijen, die meesterstukken heeten te zijn. Verveling der gedwongen beschouwing van meesterstukken!...
Daarbuiten wervelt de wind. Ik hoor hoe hij veegt over de straatsteenen, opkrult dan als een dunne golf, trechtert weldra en joelt de lucht in, en als een hoos de klatering der populieren doorvaart van geweldige geruchten... En, misnoegd, ga ik weêr duiken tusschen de dekens, schuil tegen den vijandelijken-aanrukkenden dag; als weêr...
Het is al veel dichter thans, - en, nu de schemer- | |
| |
druilende sluimer geweken is, lang niet meer bevreemdend. Maar het is zeldzaam-opwekkend gebleven: een niet-schakeerende, niet-gevoelige, niet-bedachte, een niets-beduidende, niets-zeggende zang van zes-zeven gelijkwaardige noten aan mekaar, zonder begin of inzet, en met geen beslist einde; geen begin als voor een lied, al was het onbewust, en een einde als niets dan voor eene verwonderde vraag. Een zang van egale onbezorgdheid, die niet eens zich-zelf beluistert, en staakt alleen als, plots, een bloem of een keitje den zanger komt treffen met kortstondige nieuwsgierigheid.
Want hij wacht niet lang, weêr te schalmeien: de zeven onachtzame noten zijner hooge en zoete fluit, die telkens besluit op eene dissoneerende verwondering. En terwijl ik, huiverig voor den dag, die mij op gaat eischen, diep duik in bed, komen mij, bij de vordering van het onnoozel maar levend en vraag-blij lied, de aanvangsverzen van ‘Vergilius' eersten Herderskout in Westerduitsch dicht vertaelt door Joost van den Vondel’ te binnen:
‘Gy, Tityr, leght en duickt gerust en zonder schroom,
En speelt in schaduw van den breeden beuckeboom’....
Nu is de zang vlak onder mijn venster, terwijl ik op de straatsteenen harde geruchtjes hoor, als den dans der palmhouten kantklosjes op het speldekussen. Ik weet wat het is: de Baskische herder met zijne zwarte geiten. Hij staakt weêr plots op een zuren noot den zang van zijne zevenfluit, ten tijde der Goden door Pan uit ongelijk riet gesneden en verbonden door 't geknede was van bijen. Ik weet dat hij, voor de oude juffrouw van naast de deur,
| |
| |
aan het melken is. Want - weêr met Vondel en den geliefden Vergilius:
‘Want dees, een vreemdling, melckt de geyten, al te straf,
Wel tweewerf op een uur, en tapt hun melleck af’....
Ik weêrsta het bevel der fluit niet langer, wip uit de veêren, en sta, met het haast iederen dag herhaalde welgevallen, aan de gordijnspleet te turen. De oude dienstmeid houdt de aarden, met glinsterende, blauwe glimpen beschoten pan, geduldig gebogen, den linkeren arm onder het dier, dat, geduldig, de dunne strakke achterpooten gesperd, de kop als ten aanval gebogen, zoodat het voorhoofd staat als een klip en de hooge horens naar boven punten als nijdige sikkels, met schichtigen blik der felblauwe oogen den man zoekt, den gehurkten meester, die, bij voorzichtige rukken der bruin-oranje eelt-handen, de dubbele, vlugge straal der melk uit den gespannen, grijzen uier in de roode pan jaagt. De ooren gepunt, houdt de kleine, geel-ruige hond naast hem wacht. De veertien geiten, de ros-zwarte vacht van uit den rug in eene rechte scheiding vallend aan iedere zijde van de licht-rillende juchten, flaneeren aan de stramheid hunner voorzichtige beenen, op de hazelnoot-hoefjes, die klinken als kantklosjes. Eéne enkele meet, stijf-starend, den horizon. Eene andere komt in mijn vuilnisbak erwtepeulen aanknabbelen. Een paar doen een spelletje: recht op hunne achterpooten, schuren zij zich voorhoofd aan voorhoofd, en hunne hoornen hoor ik slaan aan elkaar als stokken van hol bamboes....
Het is nog heel vroeg. Zij zijn alleen nog op straat.
| |
| |
Zij kunnen zich vrij in déze nog landelijke voorstad, waar ze gezond gras vinden langs de wegen, als in het Pyreneesche stadje, waar ze tegen voorjaarstijd uitgedreven worden, nog voor de ooien geworpen hebben, en waar Francis Jammes ze bezingt - naar het slechte en willekeurige Noorden toe, waar zij niemand vinden om ze te beminnen dan andere dichters, die ze 's ochtends heel vroeg door een reet van hun gordijn bezien, en die, in dezen ironisch-wispelturigen zomer, met zulken somberen hartstocht naar het Zuiden hunkeren, waar men de arme dieren uitgedreven heeft....
Maar weêr is de fiksche herder gerezen. Op de getaste beenen, op den breeden maar lenigen romp, staat vierhoekig zijn grootsche nek van bergbewoner onder 't smalle, vinnige, donker kopje en de kleine baret. Weêr schrilt de Pan-fluit door de huiverige lucht, die van alle zon blijft verlaten. De kleine kudde, omsingeld door den straffen cirkeldraf van den hond, betokkelt weêr de keien als eene verre hagel-vlaag. Zij verdwijnt aan den straathoek. En... ach, het is gek om te zeggen: ze laat mij een beetje leed achter, maar dan toch ook een beetje moed, dat ik den dag maar zou aanvaarden, gelijk die schamele herder met zijn zang, die altijd blij is en altijd stokt als op eene verwondering; gelijk die lijdzame dieren, die ons van uit zulke verten de nederige weelde brengen van hunne melk....
Zij zijn de eenigen niet, die het Zuiden dezen verraderlijken zomer toevoerde. Eén is, éen die voert een gedweeë en nog ootmoediger kameraad, en die komt van verder nog, van over de Pyreneeën. Hij en zijn ezelinnetje, zij hebben lange dage-reizen gedaan, en geslapen, 's nachts,
| |
| |
zijde aan zijde in vele schuren. En hij heeft geen lied, deze, noch de koppige wispelturigheid van talrijke dieren, als afleiding voor zijne dwalende eenzaamheid. Hij wandelt naast zijn diertje, zwijgend en ingetogen, zonder éen blik aan de voorbijgangers te gunnen. Ik geloof niet dat hij Fransch kent. Hij is lang: eene slanke, fijne, nerveuze gestalte onder den breed-geranden sombrero. Hij draagt, over het hemd dat de borst ontbloot en den breeden, roodlinnen gordel, een kort vestje van gestreept katoen. Hij loopt op espadrillen met dikke koorden zolen. En de jonge naaistertjes staan in extase voor zijn hardgesneden kop met de strakke, onverschillige en wonderdiepe oogen.
Om zijn schouder hangen aan een touw, éen voor, éen achter, twee buikige, rondaarden, ongeverniste kruikjes met smalle tuit en smalle hals. Zijn dier draagt er, over de groezelige, bij plaatsen afgesleten wol van eene schapenhuid, gansche vrachten. Het loopt naast hem, zijn ezelinnetje, heel klein en nog heel jong, gelaten en vol goeden wil. Het kent den teugel niet, noch de leikoord: het is vrij, want het is gehoorzaam. Zij loopen, traag, door de groote stad, heel eenzaam onder hun beidjes. En het is maar als zij in de buitenstad kwamen, waar ik ze onbescheiden had gevolgd, dat de man omkeek, mij achterdochtig bezag, en zijn linkerarm om den platten nek van zijn dier lei.
Hier hadden zij blijkbaar een klant. Hij zei iets aan zijn ezelken, dat bleef staan. Een magere vrouw kwam uit een huis, reikte eene kruik gelijk de man ze verkocht. Het beestje kreeg vriendelijk van de vrouw een klontje te knabbelen, terwijl de man het molk. En, als hij haar
| |
| |
de volle kruik toereikte, glimlachten de man en de vrouw tegen elkander...
De zomer is guur, dit jaar, en zou u wrevelig maken. Maar daar treedt u een zedig Zuiden tegen, dat wrevel weet te keeren in melancholie....
N.R.C., 1 Juli 1913. |
|